In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 5 maart 2022 asiel heeft aangevraagd, kreeg op 26 juni 2023 een afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt de zaak op 14 december 2023, waarbij de eiser wordt bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris de asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen, met name of de eiser daadwerkelijk bedreigd is door de Hausa stam vanwege zijn geloof en etniciteit.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig acht, maar de bedreiging door de Hausa stam niet. De eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij persoonlijk is bedreigd en zijn vertrek naar Oekraïne was aanvankelijk om te studeren, niet vanwege directe vluchtmotieven. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de verklaringen van de eiser, maar dat er geen motiveringsgebrek is aangetoond in de afwijzing van de asielaanvraag.
De rechtbank stelt vast dat de algemene veiligheidssituatie in Nigeria is verslechterd, maar dat dit niet leidt tot een uitzonderlijke situatie voor de eiser. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag als ongegrond heeft afgewezen, maar dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd is omdat het geen rekening houdt met de belangenafweging en de glijdende schaal die vereist is volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Ondanks dat het beroep ongegrond is, krijgt de eiser een vergoeding van zijn proceskosten van € 1.674.