ECLI:NL:RBDHA:2023:2079
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure. Deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, afgewezen bij besluit van 5 januari 2023, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd vermeld dat in een andere zaak, met nummer NL23.772, het beroep van verzoeker ongegrond was verklaard. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen, en werd het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.