ECLI:NL:RBDHA:2023:20795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 12 december 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde via een beeldverbinding aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank toetst of het opleggen van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht en verblijf in een azc, en voert aan dat hij veel last heeft van stress en medicatie nodig heeft. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Het risico op onttrekking is onbetwist en blijkt uit eerdere vertrekdata van eiser.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de medische omstandigheden van eiser in overweging heeft genomen en dat de zorg binnen het detentiecentrum gelijkwaardig is aan die in de vrije maatschappij. Eiser heeft niet aangetoond dat deze zorg voor hem ontoereikend is. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet is voldaan. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de inbewaringstelling rechtmatig is en er geen schadevergoeding hoeft te worden betaald. De rechtbank wijst ook het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Loijenga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 12 december 2023 waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het opleggen van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het opleggen van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had de staatssecretaris moeten volstaan met een lichter middel?
4. Eiser voert aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht en verblijf in een azc. Eiser heeft veel last van stress, heeft moeite met eten en heeft medicatie nodig.
4.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Dit omdat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De staatssecretaris merkt hierbij terecht op dat het risico op onttrekking volgt uit de (onbetwiste) gronden van de maatregel van bewaring. Verder is eiser op 22 november 2021 en op 26 juni 2023 met onbekende bestemming is vertrokken.
4.2.
Voor zover eisers betoog erop ziet dat hij detentieongeschikt is slaagt dat ook niet. De staatssecretaris motiveert deugdelijk waarom de door eiser aangevoerde omstandigheden de maatregel niet onevenredig bezwarend maken. Niet is gebleken dat eiser detentieongeschikt is. De staatssecretaris heeft de medische omstandigheden van eiser kenbaar meegenomen in de maatregel van bewaring. Eiser heeft last van stress en hartkloppingen, maar de staatssecretaris wijst er op dat de medische zorgverlening binnen het detentiecentrum gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Eiser onderbouwt niet dat deze voorzieningen voor hem ontoereikend zijn.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.