ECLI:NL:RBDHA:2023:20800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
NL23.28081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse eiser met betrekking tot geloofwaardigheid seksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 28 december 2023, wordt het beroep van een Iraanse eiser behandeld die zijn asielaanvraag had ingediend. Eiser, geboren in 1996, heeft op 22 maart 2019 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag in 2015 was afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 31 augustus 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, wat de eiser heeft doen besluiten om beroep aan te tekenen.

De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door vertegenwoordigers van LGBT Asylum Support en het COC. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser, die onder andere zijn geloofsgroei en seksuele geaardheid aanvoerde als redenen voor zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de seksuele gerichtheid van eiser ongeloofwaardig is, en dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft onderbouwd dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe hij zijn homoseksualiteit heeft ontdekt en beleefd.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moet verrichten, waarbij rekening moet worden gehouden met de eerder ingediende verklaringen van derden en de seksuele contacten die eiser heeft gehad. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en stelt de staatssecretaris in de gelegenheid om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28081

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het beroep van eiser gaat over de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1996. Hij heeft op 22 maart 2019 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 31 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2023, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld door dhr. [naam 1] van LGBT Asylum Support en dhr. [naam 2] van het COC, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Eiser heeft eerder, op 14 september 2015, asiel aangevraagd in Nederland. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij zich in Iran had bekeerd tot het christendom. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen. Deze afwijzing staat in rechte vast. [2]
4.1.
Op 22 maart 2019 heeft eiser opnieuw een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij heeft op 21 april 2021 een gehoor opvolgende aanvraag gehad. Eiser heeft aan deze aanvraag ten grondslag gelegd dat hij geloofsgroei heeft doorgemaakt, dat hij homoseksueel is en dat hij in Nederland politieke activiteiten tegen het Iraanse regime heeft ontplooid. Met het besluit van 9 juli 2021 heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen. De staatssecretaris heeft de identiteit, nationaliteit, herkomst van eiser en zijn kritiek op social media tegen het Iraanse regime en zijn deelname aan een protest tegen de situatie in Iran geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft echter niet aannemelijk geacht dat eiser hierdoor bij terugkeer naar Iran gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De geloofsgroei en de homoseksualiteit heeft de staatssecretaris ongeloofwaardig geacht. Deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft het door eiser ingestelde beroep op 14 september 2021 gegrond verklaard, omdat de staatssecretaris niet deugdelijk had gemotiveerd dat eisers seksuele geaardheid ongeloofwaardig was. [3] Eiser is naar aanleiding hiervan aanvullend gehoord op 14 oktober 2021.
4.2.
Op 24 februari 2022 heeft de staatssecretaris eisers aanvraag opnieuw afgewezen. De staatssecretaris heeft wederom eisers geloofsgroei en homoseksualiteit ongeloofwaardig geacht en niet aannemelijk geacht dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn van de politieke activiteiten van eiser in Nederland. Deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft op 15 juni 2022 [4] het beroep van eiser gegrond verklaard omdat de staatssecretaris eisers verklaringen over zijn geaardheid niet integraal had beoordeeld in strijd met het uitgangspunt van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Ook had de staatssecretaris eisers referentiekader en identiteitsgroei die hij heeft doorgemaakt sinds zijn komst naar Nederland ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling. Tot slot had de staatssecretaris de verklaringen van derden ten onrechte niet betrokken. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen.
4.3.
Dat heeft de staatssecretaris op 31 augustus 2023 gedaan met het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft opnieuw ongeloofwaardig geacht dat sprake is van geloofsgroei, dat eiser homoseksueel is en dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zouden zijn van eisers politieke activiteiten in Nederland.
Waar gaat de rechtbank vanuit bij de beoordeling?
5. Uit de bovengenoemde uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, volgt het volgende:
- eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door zijn politieke activiteiten bij terugkeer naar Iran een gegronde vrees heeft voor vervolging of risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [5] ;
- eiser kan aan zijn verklaringen van het aanvullend gehoor gehouden worden omdat niet is gebleken dat eiser niet in staat was om duidelijk en volledig te verklaren vanwege drugsgebruik [6] ;
- eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het al dan niet hebben van een relatie met een meisje in Iran [7] en
- eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn relaties met jongens in Iran [8] .
Verder dienen de informatie en brieven van LGBT Asylum Support en het COC, die eiser heeft ingebracht, aangemerkt te worden als verklaringen van objectieve derden, die (deels) feitelijk van aard zijn en (mede) betrekking hebben op door derden waargenomen feitelijk gedrag [9] .
Met de uitspraken van 14 september 2021 en 15 juni 2022 is het bovenstaande in rechte vast komen te staan, omdat partijen niet in hoger beroep zijn gegaan. De rechtbank ziet in wat eiser daartegen heeft aangevoerd in deze procedure ook geen reden om daar anders over te oordelen, omdat dit enkel een herhaling van eerder ingebrachte gronden en standpunten betreft.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep daarom uit van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden.
5.1.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat eiser feitelijk (en correct) kan verklaren over de situatie van homoseksuelen in Iran. Ook is niet (meer) in geschil dat eiser in een park in Iran heeft gezoend met een man, dat de politie hen heeft gezien, op hen af is gekomen maar dat zij konden ontkomen en dat eiser geen problemen heeft ondervonden in Iran na dat incident. [10]
5.2.
Tot slot constateert de rechtbank dat er geen gronden zijn gericht tegen het ongeloofwaardig achten van eisers geloofsgroei door de staatssecretaris. Daarom zal de rechtbank dit niet beoordelen.
Toetsingskader geloofwaardigheid seksuele gerichtheid
6. Het toetsingskader voor de beoordeling van de geloofwaardigheid in zaken betreffende seksuele gerichtheid wordt gevormd door rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [11] en de Werkinstructie 2019/17 ‘Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat het voor de vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs aannemelijk te maken dat hij lhbti is.
6.1.
Bij het horen en bij de beoordeling van de geloofwaardigheid betrekt de staatssecretaris de volgende thema’s:
(i) privéleven;
(ii) huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen;
(iii) contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
(iv) discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst.
6.2.
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid wordt betrokken of de verklaringen consistent zijn en overeenkomen met hetgeen bekend is over de algemene situatie (ten aanzien van lhbti’s) in het land van herkomst. Het zwaartepunt ligt bij het persoonlijke, authentieke, verhaal dat een vreemdeling vertelt over en vanuit zijn ervaringen. Met name als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar lhbti zijn maatschappelijk onacceptabel is of strafbaar is, is van belang of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. Er hoeft geen ‘worsteling’ te hebben plaatsgevonden voordat de vreemdeling zijn lbhti-gerichtheid heeft geaccepteerd, maar wel een denkproces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn en op welke wijze hij daar invulling aan wil en kan geven. Er wordt gewicht gegeven aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee om te zijn gegaan. Alles wordt in onderlinge samenhang bekeken. Er moet rekening worden gehouden met het referentiekader van de vreemdeling (opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, afkomst, etc.). [12]
6.3.
De staatssecretaris moet daarnaast overgelegde bewijsstukken, waaronder verklaringen van derden, kenbaar bij zijn beoordeling betrekken. Bewijsstukken kunnen dienen als ondersteunend bewijs en kunnen ontoereikende verklaringen van een vreemdeling op één van de thema’s compenseren. Dat is met name het geval als het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag. De staatssecretaris moet, gelet op de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, motiveren welk gewicht aan de inhoud van de stukken toekomt in het licht van de verklaringen en eventueel overgelegd ander bewijsmateriaal. [13]
Referentiekader en identiteitsgroei
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke en culturele achtergrond bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn verklaringen. Eiser was nog maar 18 jaar toen hij vluchtte. Hij is afkomstig uit een streng islamitisch land waar homoseksualiteit verboden is, en heeft hier nooit met zijn naasten over kunnen spreken. Ook zijn angst en introverte persoonlijkheid maken dat het voor hem moeilijk is om over zijn gevoelens te praten. Dat eiser hier wel met gelijkgestemden over spreekt, komt doordat sprake is van herkenning en een vertrouwensband. Dat er open vragen zijn gesteld tijdens de gehoren, maakt niet dat niet langer sprake is van obstakels om hierover te spreken. Rekening houdend met deze omstandigheden, heeft eiser ten tijde van het gehoor voldoende verklaard over zijn acceptatie en angst, en daarmee over zijn homoseksuele geaardheid. Eiser voert daarnaast aan dat het bijna twee jaar geleden is dat het laatste gehoor heeft plaatsgevonden en dat sinds deze periode sprake is geweest van identiteitsgroei waardoor hij zich beter kan uiten. Eiser wijst onder andere op zijn deelname aan het boek ‘#NietGayGenoeg – De Naakte waarheid’ van LGBT Asylum Support. Het was voor hem een hele stap om hiermee in de openbaarheid te treden en te laten zien wij hij is. Hieruit blijkt dat wel degelijk sprake is van identiteitsgroei. Het had op de weg gelegen van de staatssecretaris om eiser opnieuw te horen als hij twijfels had over eisers identiteitsgroei.
7.1.
De staatssecretaris stelt zich over de persoonlijke en culturele achtergrond op het standpunt dat is meegewogen dat eiser jong is en dat hij afkomstig is uit Iran. Dat maakt niet dat van hem niet verwacht kan worden dat hij binnen dit referentiekader uitvoeriger kan verklaren over de kern van zijn asielrelaas. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij door zijn introverte persoonlijkheid niet uitgebreider kan verklaren. De staatssecretaris wijst er daarnaast op dat eiser met relaties sprak over zijn gevoelens. De staatssecretaris erkent dat een gesprek met gelijkgestemden anders is dan tijdens een gehoor, maar dat bedoeld is te zeggen dat, omdat hij eerder over zijn gevoelens heeft gesproken, verwacht mag worden dat hij deze voor zichzelf helder had en naar voren zou kunnen brengen in een gehoor. Het is aan eiser om zijn homoseksualiteit aannemelijk te maken. Tijdens het aanvullend gehoor zijn open vragen gesteld, er is doorgevraagd en waar nodig zijn vragen nader uitgelegd. Volgens de staatssecretaris zijn de angst en acceptatie niet verder toegelicht en blijft eiser hierover steken in algemeenheden. Daarom is onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe het voor eiser was om te ontdekken dat hij gevoelens had die indruisten tegen de verwachtingen van de Iraanse maatschappij en hoe hij daarmee omgaat. Over de identiteitsgroei stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat de gehoren hebben plaatsgevonden toen eiser naar eigen zeggen al in zijn identiteit was gegroeid en hij heeft geen begin van bewijs geleverd dat sprake is van verdere identiteitsgroei.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser en de staatssecretaris grotendeels uitgaan van hetzelfde referentiekader (jonge leeftijd, afkomstig uit een religieus land waar homoseksualiteit niet geaccepteerd word, religieuze familie en laag opleidingsniveau). Wel is in geschil of eisers gestelde introversie tot het referentiekader behoort. Ook is in geschil wat het referentiekader betekent voor wat er redelijkerwijs van eiser verwacht kan worden bij het afleggen van zijn verklaringen.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij introvert is en om die reden minder zou kunnen verklaren over zijn geaardheid. De staatssecretaris heeft hier daarom geen rekening mee hoeven houden bij de beoordeling. De rechtbank overweegt verder dat de staatssecretaris ook niet ten onrechte constateert dat eisers verklaringen algemeen zijn en dat hij weinig concreet verklaart over zijn angst en gevoelens. Desondanks volgt de rechtbank de staatssecretaris niet in zijn conclusie dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe het voor hem was om te ontdekken dat hij gevoelens had voor jongens die indruisten tegen de verwachtingen van de Iraanse maatschappij. De staatssecretaris heeft namelijk eerder, te weten in het (vernietigde) besluit van 9 juli 2021, overwogen dat eiser met zijn verklaringen in het gehoor opvolgende aanvraag wel inzichtelijk heeft gemaakt hoe het voor hem was om tot de ontdekking te komen gevoelens te hebben voor jongens en wat het deed met zijn gevoelens [14] (alleen vond de staatssecretaris dat eiser
verder“zodanig tegenstrijdig, summier en oppervlakkig verklaard dat zijn verklaringen op dit punt niet voldoende zijn om zijn homoseksualiteit geloofwaardig te achten). In het onderhavige voornemen heeft de staatssecretaris daarentegen overwogen dat eiser niet duidelijk kan aangeven hoe hij voor het eerste merkte dat hij gevoelens voor jongens had en wat dit gevoel met hem deed en dat hij algemene antwoorden geeft op de vraag hoe hij met deze moeilijke gevoelens omging. [15] Dat, zoals de staatssecretaris ter zitting stelt, hij tot een andere conclusie kan komen omdat er inmiddels meer en andere informatie is, volgt de rechtbank (in dit geval) niet. In het voornemen wordt namelijk over dit specifieke punt enkel verwezen naar verklaringen in het gehoor opvolgende aanvraag, op basis waarvan de staatssecretaris eerder heeft geconcludeerd dat eiser wél inzichtelijk heeft gemaakt hoe het voor hem was om tot de ontdekking te komen dat hij gevoelens voor jongens had. Voor de rechtbank is niet begrijpelijk hoe de staatssecretaris op basis van dezelfde informatie tot een andere conclusie is gekomen op een essentieel onderdeel van de beoordeling. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe het voor het voor hem was om te ontdekken dat hij gevoelens had voor jongens die indruisten tegen de verwachtingen van de Iraanse maatschappij.
7.4.
Ook heeft de staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd dat eiser geen (begin van) bewijs heeft geleverd van de door hem gestelde identiteitsgroei na het gehoor opvolgende aanvraag van 21 april 2021 en het aanvullend gehoor van 14 oktober 2021. Eiser heeft aangevoerd dat hij, met zijn bijdrage aan het boek ‘#NietGaygenoeg – De Naakte Waarheid’, openlijk en zichtbaar uiting geeft aan zijn identiteit als homoseksuele man uit Iran in Nederland. Dit is voor hem een hele stap. Eiser heeft ter zitting ook gesteld dat identiteitsgroei geen statisch begrip is en dat ieder persoon blijft groeien, ook hij. Voor de rechtbank is niet inzichtelijk of en, zo ja, hoe de staatssecretaris eisers deelname bij aan (de totstandkoming van) dit boek, wat dit voor hem betekent en dat hij hiermee uiting geeft aan zijn identiteitsgroei, heeft betrokken.
Relaties in Nederland en contacten met lhbti organisaties
Relatie met [naam 3]
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte aan hem tegenwerpt dat de verklaringen over zijn relatie met [naam 3] algemeen van aard zijn en dat hij daarom niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een relatie met [naam 3] .
8.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over [naam 3] van algemene aard zijn. Dat de relatie maar enkele maanden heeft geduurd is geen reden waarom eiser maar weinig kan vertellen over deze relatie omdat hij de relatie met [naam 3] stelt boven zijn langere relatie die hij met [naam 4] stelt te hebben gehad. Daarnaast staat bovenaan de overgelegde whatsapp conversatie de naam [naam 3] tussen aanhalingstekens en dit roept twijfel op of [naam 3] wel de naam is van de partner. De verklaring van eiser dat dit is gedaan om duidelijk te maken om wie het gaat overtuigt niet. Uit de inhoud van het whatsapp gesprek blijkt enkel dat deze persoon een brief voor eiser wil opstellen in ruil voor seks. Hieruit kan niet geconcludeerd worden dat sprake is (geweest) van een relatie tussen eiser en deze persoon.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een relatie met [naam 3] had in Nederland. Niet valt in te zien waarom de omstandigheid, dat de relatie maar kort heeft geduurd en dat zij elkaar beperkt zagen, geen goede verklaring kan vormen voor de summiere verklaringen over [naam 3] , ook als de relatie voor eiser belangrijk(er) was (dan zijn eerdere relaties). De rechtbank is van oordeel, net als in de eerdere uitspraak van 14 september 2021 [16] , dat de staatssecretaris in het licht hiervan onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van eiser verwacht kan worden dat hij hierover meer zou moeten kunnen verklaren. De staatssecretaris twijfelt ook ten onrechte aan de relatie (mede) doordat de naam [naam 3] tussen haakjes staat, bovenaan de overgelegde whatsapp conversatie. Eiser heeft aangevoerd dat deze conversatie door de heer [naam 1] in een brief is weergegeven. De heer [naam 1] , en niet eiser, heeft de naam van [naam 3] tussen aanhalingstekens gezet om aan te geven dat het hier gaat om een gesprek met [naam 3] . Dit is ook door de heer [naam 1] bevestigd op zitting. Zonder nadere motivering van de staatssecretaris is voor de rechtbank niet begrijpelijk waarom hij deze verklaring van eiser en van de heer [naam 1] niet overtuigend acht.
Contacten via Grindr
9. Eiser voert verder aan dat hij actief is op Grindr, dat dit soms tot ontmoetingen met mannen leidt en dat hij op dit moment in contact staat met iemand. Als bewijs heeft hij een foto van hen samen bijgevoegd. Hoewel iedereen een profiel kan aanmaken op Grindr, zoals de staatssecretaris stelt, leidt het bij eiser daadwerkelijk tot afspraken, waar hij foto’s van heeft overgelegd. Dit onderbouwt zijn homoseksuele gerichtheid.
9.1.
De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat uit de screenshots enkel blijkt dat eiser een profiel heeft op Grindr en dat hij verschillende gesprekken heeft gevoerd waarin wordt gesproken over het maken van een afspraak. Het is onvoldoende om het relaas van eiser te onderbouwen. Volgens de staatssecretaris staat het een ieder vrij om een profiel op Grindr aan te maken en hierop gesprekken met anderen te voeren. Afgewogen tegen de overige elementen wordt de seksuele gerichtheid nog altijd ongeloofwaardig geacht.
9.2.
Ter zitting heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij het niet (langer) ongeloofwaardig acht dat eiser seksuele contacten in Nederland heeft met andere mannen, maar hij handhaaft het standpunt dat dit eisers seksuele geaardheid niet geloofwaardig maakt. In de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling wordt namelijk zwaar gewicht gehecht aan eisers verklaringen en in dit geval kunnen de andere omstandigheden, zoals de seksuele contacten, dat niet compenseren.
9.3.
De rechtbank stelt vast dat niet (langer) in geschil is dat eiser al geruime tijd een profiel heeft op Grindr en dat daaruit blijkt dat eiser via Grindr probeert ‘seksdates’ te maken. Met het gewijzigd standpunt van de staatssecretaris ter zitting staat ook vast dat eiser daadwerkelijk seksuele contacten heeft gehad met andere mannen.
9.4.
Naar het oordeel van de rechtbank staat, gelet op wat er onder 9.3. is overwogen, vast dat eiser daadwerkelijk seksuele contacten heeft met mannen. Vaststaat dat de staatssecretaris dat laatste niet heeft betrokken bij het nemen van het bestreden besluit. Het is dan ook niet inzichtelijk welk gewicht hieraan wordt gegeven. Daarom is sprake van een motiveringsgebrek. De staatssecretaris heeft dit gebrek op de zitting ook niet kunnen herstellen. De staatssecretaris heeft wel gesteld dat hij bij zijn standpunt blijft, en ook waarom. De staatssecretaris kan in zijn algemeenheid wel gevolgd worden in zijn standpunt ter zitting dat een enkel seksueel contact van homoseksuele aard, of een aantal daarvan, niet (zonder meer) betekent dat de gestelde homoseksualiteit moet worden geloofd. Maar dat betekent niet dat hier geen betekenis aan toekomt. In ieder geval is dit standpunt in dit geval onvoldoende gemotiveerd, in het licht van de omstandigheid dat het niet gaat om enkele contacten maar om meerdere contacten gedurende een langere periode [17] . Bovendien is niet duidelijk hoe dit feit doorwerkt in de totale weging van alle feiten en omstandigheden (de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling).
Contacten met lhbti organisaties
10. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen, of onvoldoende, waarde heeft gehecht aan de door hem overgelegde verklaringen van het COC en LGBT Asylum Support.
10.1.
De staatssecretaris hecht een geringe waarde aan de overgelegde brieven en foto’s, als bewijs van deelname aan bijeenkomsten en contacten met LGBT Asylum Support en het COC. Hij betwist namelijk niet dat eiser deelneemt aan deze bijeenkomsten. Deze verklaringen bevestigen dat enkel. Uit deze verklaringen blijkt volgens de staatssecretaris niet de intentie waarmee eiser aan deze bijeenkomsten deelneemt. Daarom kunnen de feitelijke waarnemingen die zijn weergegeven in deze verklaringen geen verdere bijdrage leveren aan de aannemelijkheid van eisers seksuele gerichtheid, aldus de staatssecretaris.
10.2.
In de uitspraak van 15 juni 2022 is al overwogen dat de staatssecretaris de informatie die eiser heeft ingebracht, die (deels) feitelijk van aard is en (mede) betrekking op door derden waargenomen feitelijk gedrag, bij de beoordeling moet betrekken. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris dat in het bestreden besluit onvoldoende heeft gedaan. Voor de rechtbank is zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom de door eiser overgelegde bewijsstukken niet als ondersteunend bewijs kunnen dienen van de intentie waarmee eiser naar de genoemde bijeenkomsten gaan. Dit is te meer zo nu geloofwaardig wordt geacht dat eiser ook seksueel contact heeft met mannen. In de brieven staat onder meer het volgende.
De heer [naam 5] , gedragsdeskundige bij LHBT Asylum Support, schrijft, na een aantal ontmoetingen, dat eiser
“typisch een homoseksuele jongeman is. Ik heb nergens het gevoel gekregen dat [eiser] veinst wie hij is”. [18]
De heer [naam 1] , van dezelfde organisatie, schrijft:
“Ter onderbouwing, hebben we enkele screenshots van gesprekken die betrokkene voert met andere homoseksuelen via Grindr waarmee hij ook seksuele contacten onderhoudt. Betrokkene is hier ruim twee jaar actief en heeft wekelijks contact met andere homoseksuelen. Het is daarmee onderdeel van zijn identiteit hoe dhr. [eiser] vanuit zijn nog immer isolement profileert en betekenis geeft aan hij homoseksuele geaardheid.” [19]
De heer [naam 2] van Cocktail COC Deventer schrijft:
“(…) [eiser] geeft aan dat hij graag een relatie wil, maar hij heeft teveel stress op dit moment. Hij zit veel op zijn kamer en heeft daardoor geen zin om iets te ondernemen. We hebben aangegeven dat als hij graag een relatie wil, hij dit niet af kan dwingen. Het komt zoals het komt. (….) Dit onderschrijft [eiser] en we zien hem hiermee worstelen.
Zijn nieuwe maatje M(…) heeft hem meegenomen naar Men meet Men, een COC-bijeenkomst waar homomannen komen om elkaar te ontmoeten. Ook heeft [eiser] aan M(…) gevraagd of deze niet een keer mee wil naar een gaysauna; hij wil liever in gezelschap daarheen. Onlangs is hij uitgenodigd om bij een maatje met anderen van Coctail samen te koken en te eten. Met dit maatje O(…), heeft [eiser] een goede klik en [eiser] merkt dat O(...) hem begrijpt en steunt. Wij weten 100% zeker dat [eiser] homoseksueel is (…).” [20]
Uit de brieven komt niet alleen naar voren hoe het met eiser gaat maar ook dat hij contacten van diverse sociale aard met andere homoseksuele mannen heeft, en dat hij zich door hen begrepen voelt. Impliciet zouden deze verklaringen de stelling van eiser, dat deze ontmoetingen belangrijk voor hem zijn omdat hij zich gezien en begrepen voelt door deze “gelijkgestemden”, kunnen ondersteunen.
Verder beschrijven zowel de heer [naam 1] als de heer [naam 2] met welke mannen eiser allemaal (seks)afspraken heeft gemaakt in de loop van de tijd, waarbij het kennelijk niet gaat om dezelfde afspraken. Daarbij komt een beeld naar voren dat eiser al langere tijd seksueel actief is met een bepaalde frequentie. In de brieven komt dus (veel) meer naar voren dan de enkele bevestiging dat eiser naar bijeenkomsten van (onder meer) het COC gaat en sociale ontmoetingen met andere homoseksuele mannen heeft.
Conclusie geloofwaardigheid seksuele gerichtheid
11. Gelet op bovenstaande beoordeling, concludeert de rechtbank als volgt. Hoewel eiser ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd – namelijk over zijn voorgaande relaties in Iran – heeft hij ook een geloofwaardige geachte verklaring afgelegd over het zoenen met een jongen in Iran. [21] Ook is van belang dat de staatssecretaris (eerder) heeft aangegeven dat eiser inzichtelijk heeft gemaakt hoe het voor hem was om tot de ontdekking te komen dat hij gevoelens voor jongens had (en dat het niet begrijpelijk is waarom daar nu anders over wordt gedacht). [22] Verder is relevant dat de staatssecretaris (de geloofwaardigheid) van de seksuele contacten niet meer betwist en dus ten onrechte niet heeft betrokken bij de beoordeling. Althans in ieder geval is ter zitting onvoldoende gemotiveerd waarom dit feit, in het licht van de frequentie en de lange duur van de periode waarin deze seksdates hebben plaatsgevonden, niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen of niet (deels) kan compenseren voor ongeloofwaardig geachte verklaringen op (een) ander(e) thema(‘s). [23] Ook heeft staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd waarom de relatie met [naam 3] ongeloofwaardig is. [24] Er is bovendien onvoldoende gemotiveerd waarom er weinig betekenis toekomt aan de ingebrachte verklaringen van onafhankelijke derden en waarom deze geen ondersteunend bewijs kunnen vormen voor de gestelde homoseksualiteit. [25] Tot slot kan eiser feitelijk (en correct) verklaren over de situatie voor homoseksuelen in Iran (thema iv). [26]
Samengevat: de staatssecretaris heeft
  • bepaalde aspecten van bepaalde thema’s niet (voldoende) betrokken bij de beoordeling en
  • (dus) ook onvoldoende gemotiveerd waarom ontoereikende verklaringen van eiser op één (of meer) van de thema’s niet (voldoende) gecompenseerd worden door andere elementen (op andere thema’s).
11.1.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers seksuele gerichtheid niet geloofwaardig is. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de staatssecretaris een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moet verrichten. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Dat betekent dat de staatssecretaris met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zestien weken vanaf de datum van deze uitspraak indien eiser opnieuw gehoord moet worden. Indien de staatssecretaris het niet nodig acht eiser opnieuw te horen, moet de staatssecretaris binnen acht weken een besluit nemen. [27]
12.1.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1.5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op om binnen zestien dan wel acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL23.28082.
2.Met de uitspraak van 24 augustus 2018 van de Afdeling, zaaknummers 201806155/1/V2 en 201806155/2/V2 (niet gepubliceerd).
5.ECLI:NL:RBDHA:2021:16478, rechtsoverweging 5.
6.ECLI:NL:RBDHA:2022:13469, rechtsoverweging 7.
7.Ibid., rechtsoverweging 9.2.
8.Ibid., rechtsoverweging 9.2.
9.Ibid., rechtsoverweging 20. Ter zitting heeft de staatssecretaris verklaart dat hij zich hier niet tegen verzet.
10.De rechtbank heeft in de uitspraken van 14 september 2021 en 15 juni 2022 respectievelijk geoordeeld dat de staatssecretaris in de eerdere (voornemens en) besluiten onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het ongerijmd is dat eiser het risico heeft genomen om op klaarlichte dag te zoenen met zijn vriend in het park en dat eiser daarover ook niet vaag en/of tegenstrijdig heeft verklaard. In het bestreden besluit van 31 augustus 2023, en het daaraan voorafgegane voornemen, heeft de staatssecretaris geen standpunt meer ingenomen over deze gebeurtenis, zodat aangenomen kan worden dat de staatssecretaris dit (alsnog) geloofwaardig acht. Het tegendeel is immers niet gebleken.
11.Bijvoorbeeld de uitspraak van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754.
12.Werkinstructie 2019/17, p. 5.
13.Uitspraak van de Afdeling, 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754, r.o. 3.3 en 3.4.
14.Pagina 6. Hier is ook eiser ook op gewezen in een brief van 29 augustus 2021 van de heer [naam 1] van 29 augustus 2021, die als bijlage is gevoegd bij een brief van gelijke datum van de gemachtigde van eiser.
15.Pagina 3.
16.Rechtsoverweging 17.
17.In de brief van 6 maart 2021 van LGBT Asylum Support staat dat eiser op dat moment al twee jaar seksuele contacten heeft. Ten tijde van de zitting was dat dus al ruim vier jaar.
18.Brief van 23 juli 2021.
19.Brief van 6 maart 2021.
20.“Verklaring maatjes Cocktail COC Deventer” van 26 april 2022.
21.Overweging 5 en 5.1.
22.Overweging 7.3.
23.Overweging 9.3. en 9.4.
24.Overweging 8.2.
25.Overweging 10.2.
26.Overweging 5.1.
27.In overeenstemming met rechtspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.