ECLI:NL:RBDHA:2023:20805

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38530
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod, rechtmatigheid van het besluit en de noodzaak van een specifiek land van terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de eiser was opgelegd. Het terugkeerbesluit, dat op 7 december 2023 was genomen, hield in dat de eiser verplicht was om terug te keren naar een land van herkomst, dat in dit geval Vietnam was. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P. Kramer-Ograjensek, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 19 december 2023, waar de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. P. Loijenga.

De rechtbank heeft het beroep beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de eiser. De belangrijkste grond van de eiser was dat er geen specifiek land van terugkeer in het besluit was genoemd, wat volgens hem het besluit onrechtmatig maakte. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat, hoewel de zin die het land van terugkeer moest specificeren niet was aangekruist, de staatssecretaris tijdens de zitting had aangegeven dat dit een kennelijke verschrijving was. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat het terugkeerbesluit rechtmatig was, en dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod van de eiser rechtmatig zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38530

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P. Kramer-Ograjensek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Loijenga).

Inleiding

1. Bij besluit van 7 december 2023 heeft de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd (het bestreden besluit). Eiser heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Gemachtigde en eiser zijn – met bericht van afwezigheid – niet verschenen. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het terugkeerbesluit en het inreisverbod aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Het terugkeerbesluit en het inreisverbod zijn rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de staatssecretaris een land van terugkeer genoemd in het terugkeerbesluit?
4. Eiser voert aan dat er geen land van terugkeer is opgenomen in het terugkeerbesluit. In de zin die is aangekruist in het terugkeerbesluit wordt namelijk geen specifiek land van terugkeer genoemd. Daarom is volgens eiser het terugkeerbesluit onrechtmatig en ook het daarop gebaseerde inreisverbod.
4.1.
De rechtbank overweegt dat ingevolge het FMS arrest [1] van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 mei 2020 een land van terugkeer genoemd moet worden in het terugkeerbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank is er in het terugkeerbesluit wel een land van terugkeer opgenomen. In het terugkeerbesluit staat namelijk dat eiser de verplichting heeft om terug te keren naar: ‘
het door de vreemdeling opgeven land van herkomst, of land(en) ten aanzien waarvan concrete aanwijzingen bestaan dat hij er mogelijk uit afkomstig is namelijk: Vietnam’. Ter zitting heeft de staatssecretaris aangegeven dat het een kennelijke verschrijving is dat deze zin niet is aangekruist. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Het enkele gegeven dat de zin niet is aangekruist is onvoldoende voor het oordeel dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is. Gezien bovenstaande heeft de staatssecretaris een rechtmatig terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod van eiser rechtmatig zijn. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2020:367.