ECLI:NL:RBDHA:2023:21068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
NL23.8166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis op basis van niet rechtsgeldig huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, die door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het beroep dat eiseres had ingesteld tegen het besluit van verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag was afgewezen omdat eiseres de gestelde familierechtelijke relatie met de referent, haar echtgenoot, niet aannemelijk had gemaakt. Verweerder stelde dat er geen rechtsgeldig huwelijk was, omdat het huwelijk niet was ingeschreven in Libanon, waar het was voltrokken. Eiseres voerde aan dat er wel degelijk sprake was van een rechtsgeldig huwelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de documenten en verklaringen die eiseres had overgelegd onvoldoende bewijs boden voor de rechtsgeldigheid van het huwelijk. De rechtbank concludeerde dat er geen feitelijke gezinsband was aangetoond en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8166

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Grigorjan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Metalsi).

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de door [naam 1] (referent) ingediende aanvraag ten behoeve van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 2 februari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Nadat eiseres tegen het besluit van 2 februari 2022 beroep had ingesteld, heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat het besluit wordt ingetrokken.
Bij besluit van 17 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit opnieuw ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld
.Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens is referent verschenen. Als tolk is verschenen [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres, geregistreerd als zijnde geboren op [geboortedatum 1], beoogt verblijf bij referent, geboren [geboortedatum 2], haar gestelde echtgenoot. Per brief van 23 juni 2020 heeft verweerder aan referent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) verleend, geldig van 8 september 2019 tot 8 september 2024. Op 15 september 2020 heeft referent, binnen drie maanden, ten behoeve van eiseres een nareisaanvraag ingediend tot het verlenen van een mvv. Op 14 april 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, alwaar referent aanwezig was. Vervolgens heeft verweerder op 3 mei 2021 het primaire besluit genomen. Nadat eiseres bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit heeft verweerder op 2 februari 2022 een beslissing op het bezwaar genomen. Dit besluit heeft verweerder ingetrokken omdat verweerder van mening was dat referent gehoord diende te worden op het bezwaar. Op 25 januari 2023 is referent gehoord. Daaropvolgend heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag in het bestreden besluit gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de gestelde familierechtelijke relatie, het huwelijk dan wel partnerschap, met referent op de peildatum 1 september 2019 niet aannemelijk heeft gemaakt. Van een rechtsgeldig gesloten huwelijk is volgens verweerder geen sprake. Op grond van artikel 10:31, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een in het buitenland gesloten huwelijk door Nederland erkend indien het huwelijk naar de recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden. Nu de huwelijksvoltrekking op [datum] heeft plaatsgevonden in Beiroet, Libanon, moet gezien voornoemd artikel naar Libanees recht een rechtsgeldig huwelijk zijn ontstaan. Zoals eiseres zelf ook aangeeft is het huwelijk niet rechtsgeldig geworden in Libanon, omdat het daar niet is ondertekend en ingeschreven. De eventuele redenen waarom het huwelijk niet is ingeschreven zijn volgens verweerder niet relevant, het huwelijk is en blijft niet rechtsgeldig. De stelling van eiseres dat het huwelijk moet worden gezien als een Syrisch huwelijk, nu het huwelijk later is ingeschreven in Syrië, volgt verweerder niet. Vanwege de minderjarigheid van eiseres op de peildatum is een partnerschapsrelatie uitgesloten. De Syrische documenten kunnen daarom ook niet als onderbouwend bewijs dienen, nog daar gelaten dat deze documenten feitelijke onjuistheden en tegenstrijdigheden bevatten, referent niet juist heeft verklaard over de personalia van eiseres en hij in zijn visumaanvraag heeft verklaard ‘single’ te zijn.
De beroepsgronden
3. Eiseres voert het volgende in beroep aan. Op [datum] heeft een islamitisch huwelijk in Libanon plaatsgevonden, hetgeen later door de rechtbank in Syrië is bekrachtigd. De omstandigheid dat de wetgeving in Syrië anders is maakt nog niet dat het huwelijk tussen eiseres en referent als niet rechtsgeldig dient te worden aangemerkt. Eiseres stelt dat het illegale verblijf van eiseres en referent maakte dat zij het huwelijk destijds niet in Libanon hebben kunnen laten registreren. De opmerking van verweerder dat het opmerkelijk zou zijn dat referent wel kon studeren zonder verblijfsvergunning maar niet een huwelijk kon sluiten, is niet onderbouwd. Deze omstandigheden staan los van elkaar. Ook de stelling van verweerder dat referent klaarblijkelijk legaal Libanon is uitgereisd klopt niet. Referent verbleef illegaal in Libanon en heeft bij zijn uitreis een inreisverbod van vijf jaar gekregen. Verder is het door eiseres overgelegde document (overgelegd op 31 januari 2022) geen Libanese huwelijksakte. Het document is een standaardformulier van (Libanese) burgerzaken, afgegeven en bestempeld door de sheikh. De sheikh maakt gebruik van dit briefpapier. Het document is dus niet afgegeven door (Libanese) burgerzaken. Concluderend is eiseres van mening dat van een rechtsgeldig Syrisch huwelijk dient te worden uitgegaan.
Met betrekking tot de partnerschapsrelatie stelt eiseres dat haar minderjarigheid de zaak niet anders maakt nu zij inmiddels meerderjarig is. Haar leeftijd is daarom geen reden om de aanvraag af te wijzen. Verder stelt eiseres met betrekking tot de feitelijke onjuistheden en tegenstrijdigheden in de Syrische documenten, dat dit is veroorzaakt door fouten in de vertaling van het document en dat gebruik wordt gemaakt van standaard bouwstenen. Tot slot stelt eiseres dat het opgeven van de verkeerde personalia door referent komt doordat in Syrië achternamen als minder relevant worden gezien, geboortedata fictief zijn en als geboorteplaats de registratieplaats van de familie wordt aangehouden. Het feit dat referent in de visumaanvraag heeft opgegeven ‘single’ te zijn komt omdat hij geen Engels spreekt. Daarnaast kon het hebben van een echtgenote de visumaanvraag enkel bemoeilijken, nu hij destijds geen stukken hiervan kon overleggen.
Juridisch kader
4. Op grond van artikel 10:31, eerste lid, van het BW wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk als rechtsgeldig erkend, indien dit huwelijk ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden aldaar rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden.
Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw worden verleend aan de echtgenoot, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoort tot zijn gezin en die vreemdeling is nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend.
Verweerder heeft in zijn beleid, paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), kort gezegd vastgelegd dat hij uitsluitend een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, onder a of b, van de Vw verleent als het huwelijk of partnerschap al bestond vóórdat de referent Nederland in reist (peildatum).
De referent moet de feitelijke gezinsband tussen hem en zijn gezinslid op het moment van binnenkomst met documenten en verklaringen zoals omschreven in paragraaf C2/4.1.5 van de Vc onderbouwen. Als de referent de feitelijke gezinsband niet met documenten kan onderbouwen, moet de referent met aanvullende gegevens en/of met plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen aannemelijk maken dat het gezinslid feitelijk behoort tot zijn gezin. Ook moet hij een verklaring geven voor het ontbreken van relevante documenten.
Rechterlijk oordeel
5. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het huwelijk, op de peildatum van 1 september 2019 zijnde de datum waarop referent Nederland is ingereisd, als rechtsgeldig moet worden erkend. Gezien artikel 10:31, eerste lid van het BW is daarvoor de wet- en regelgeving van het land waar het huwelijk is voltrokken bepalend. Niet in geschil is dat de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden in Libanon en dat naar Libanees recht geen rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen, omdat het huwelijk niet in Libanon is ingeschreven. Het huwelijk is dus niet rechtsgeldig naar het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden. Niet ten onrechte stelt verweerder dat de redenen van het niet inschrijven van het huwelijk niet van belang zijn, nu deze redenen niet maken dat het huwelijk alsnog rechtsgeldig wordt. Het geschilpunt over het illegale verblijf en het niet kunnen verkrijgen van een verblijfsvergunning in Libanon behoeft dan ook geen verdere bespreking.
5.1.
De rechtbank ziet ook geen grond voor het oordeel dat het huwelijk nadien rechtsgeldig is geworden, als bedoeld in artikel 10:31, eerste lid, van het BW. Daarvoor is het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden bepalend. Voor zover eiseres met de Syrische documenten heeft gepoogd te stellen dat de huwelijksvoltrekking in Libanon is bevestigd door de Syrische rechtbank op 2 september 2019, en dat daarmee een rechtsgeldig Syrisch huwelijk is ontstaan, volgt de rechtbank dit dus niet. Vaststaat immers dat het huwelijk is gesloten in Libanon. Uit het 'thematisch ambtsbericht documenten in Syrië’ van 9 oktober 2017 volgt verder dat huwelijken van Syriërs in het buitenland volgens de Syrische wetgeving binnen negentig dagen na de huwelijksvoltrekking dienen te worden geregistreerd bij de Syrische burgerlijke stand, in welk kader een gelegaliseerde huwelijksakte dient te worden overlegd. In zoverre zou, naar de rechtbank begrijpt, alsnog een rechtsgeldig Syrisch huwelijk kunnen ontstaan. Nu eiseres echter zelf heeft aangegeven dat de huwelijksakte destijds was gestolen en het huwelijk niet binnen negentig dagen in Syrië is geregistreerd komt aan de Syrische stukken weinig bewijswaarde toe. Daarbij komt dat verweerder terecht heeft gesteld dat de overgelegde stukken feitelijke onjuistheden en tegenstrijdigheden bevatten. Verweerder heeft het bevreemdend mogen achten dat op het ‘bewijs huwelijksbekrachtiging’ staat aangegeven dat eiseres en referent op 1 maart 2019 in Deir Ezzor (Syrië) zijn getrouwd, terwijl zij hebben verklaard dat de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden in Beiroet (Libanon). De stelling van eiseres dat er sprake zou zijn van standaardbouwstenen waardoor veelal de plaats van bekrachtiging wordt gebruikt als huwelijkslocatie, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en onvoldoende redengevend om tot een ander oordeel te komen. Daarnaast heeft verweerder er, bij gebrek aan een andersluidende vertaling, ten tijde van het bestreden besluit op mogen wijzen dat er in de vertaling van de huwelijksbekrachtiging staat dat referent is verschenen, hij herkend zou zijn door de getuigen en zijn handtekening heeft gezet, terwijl referent op dat moment in Nederland verbleef.
5.2.
In bezwaar heeft eiseres een huwelijksakte overgelegd, waarvan zij stelt dat deze is afgegeven door de sheikh in Libanon. Nu eiseres zelf ook heeft gesteld dat deze akte niet is ingeschreven in Libanon, kan niet worden gesteld dat sprake is van een rechtsgeldig Libanees huwelijk op basis van deze akte. Ook kan niet worden gesteld dat deze akte, in samenhang met de Syrische stukken, maakt dat er sprake is van een Syrische huwelijk, gezien hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 5.1. (gezien de registratie binnen negentig dagen en de tegenstrijdigheden in de documenten). Hierbij komt dat eiseres weliswaar stelt dat dit document is afgegeven door de sheikh die destijds het huwelijk in Libanon zou hebben voltrokken, maar het betreft een stuk van het Libanese Ministerie van Binnenlandse Zaken. Verweerder heeft in dat kader terecht opgemerkt dat niet valt in te zien dat de sheikh namens het Ministerie van Binnenlandse Zaken handelt. Dat de sheikh gebruik zou maken van briefpapier / formulieren van Libanese burgerzaken, zoals eiseres heeft gesteld, maar overigens niet nader heeft onderbouwd, wekt bevreemding. Verweerder heeft daarbij terecht opgemerkt dat evenmin valt in te zien dat het document dan door de dorpsoudste in plaats van door de sheikh zou zijn ondertekend.
5.3.
Tot slot heeft verweerder het bevreemdend mogen achten dat referent niet adequaat heeft verklaard over de personalia (leeftijd, geboorteplaats en achternaam) van eiseres, terwijl referent bovendien op het Schengen Visa Application-formulier heeft aangekruist ‘single’ te zijn. De enkele verklaringen van referent hierover (dat in Syrië gebruik wordt gemaakt van diverse namenreeksen, dat geboortedata en geboorteplaatsen veelal fictief zijn, en dat hij geen Engels spreekt waardoor fouten zijn ontstaan bij zijn visumaanvraag) zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden te weerleggen.
6. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat met alle overgelegde documenten en afgelegde verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, een feitelijke gezinsband - zoals een huwelijk - niet aannemelijk is gemaakt.
7. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat verweerder voor wat betreft de partnerschapsrelatie terecht stelt dat als peildatum voor de vaststelling van de leeftijd van de nareizende partner het moment van binnenkomst van de referent in Nederland heeft te gelden [1] . De rechtbank volgt dus niet de stelling van eiseres dat verweerder de leeftijd van eiseres ex-nunc had moeten toetsen. Nu eiseres op het peilmoment minderjarig was, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat van een partnerschapsrelatie geen sprake kan zijn en eiseres niet als gezinslid wordt aangemerkt, als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Vw.
8. Nu verweerder niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake was van een rechtsgeldig huwelijk dan wel sprake was van een partnerschapsrelatie op het moment van de peildatum, en de feitelijke gezinsband aldus wordt geacht te ontbreken, heeft verweerder de nareisaanvraag terecht afgewezen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 maart 2021; ECLI:NL:RVS:2021:533