ECLI:NL:RBDHA:2023:21102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
SGR 22/6027
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometer budget op basis van medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een hoog persoonlijk kilometer budget (HPKB) behandeld. Eiseres, geboren in 1953 en lijdend aan neurologische aandoeningen, had op 17 februari 2022 een aanvraag ingediend, die door [bedrijfsnaam 1] op 11 maart 2022 werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres vanuit strikt medische optiek in staat moet worden geacht om met de trein te reizen, mits zij gebruikmaakt van een persoonlijke begeleider. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de aanvraag door [bedrijfsnaam 1] op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, waarbij de medische gegevens van eiseres zijn meegewogen. Eiseres betoogde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar delier en dat het Indicatieprotocol onduidelijk was, maar de rechtbank oordeelt dat de criteria van het Protocol niet onredelijk zijn en dat de arts van [bedrijfsnaam 1] de situatie van eiseres correct heeft beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6027

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: P. Bos),
en
de directie van [bedrijfsnaam 1] B.V., [bedrijfsnaam 1] [1]
(gemachtigde: mr. L.J. Spek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing haar eiseres om een hoog persoonlijk kilometer budget (HPKB).
1.1.
[bedrijfsnaam 1] heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 11 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is [bedrijfsnaam 1] bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
[bedrijfsnaam 1] heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een HPKB. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4.1.
Eiseres, geboren in 1953, heeft neurologische aandoeningen, waardoor zij onder meer beperkingen in haar mobiliteit ervaart. Zij beschikt over een Valys-pas. Op 17 februari 2022 heeft zij een aanvraag ingediend voor een HPKB.
4.2.
In het primaire besluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft [bedrijfsnaam 1] de aanvraag van eiseres afgewezen. Onder verwijzing naar het verslag van de arts concludeert [bedrijfsnaam 1] dat eiseres strikt medisch gezien onder begeleiding met de trein kan reizen, al dan niet met een hulpmiddel zoals een (elektrische) rolstoel. Deze begeleider kan eiseres tijdens haar reis met verschillende dingen helpen, zoals het overstappen op een ander(e) trein/vervoersmiddel of het bieden van mentale ondersteuning. Eiseres kan hiervoor een OV-begeleiderskaart aanvragen.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres betoogt dat bij het bestreden besluit onvoldoende rekening is gehouden met de delier die zij heeft gehad, terwijl dit wel in het gesprek met de arts was genoemd. Verder betoogt eiseres dat het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (het Protocol) onduidelijk is over hoe beoordeeld wordt of iemand door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen. Eiseres vindt dat zij wel aan dit criterium voldoet.
Wat is het beoordelingskader?
6. De indicatiestelling van een HPKB vindt plaats volgens het Protocol. Onder punt 3 van dat Protocol staan de toekenningscriteria. Een aanvrager komt in aanmerking voor een HPKB als hij/zij:
1. beschikt over een Wmo-vervoersvoorziening, een Wmo-rolstoel, scootmobiel of OV-begeleiderskaart; en
2. gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager (de zogeheten "mens-machinecombinatie") zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door de NS overschrijden; en/of
3. door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.
In het Protocol is bepaald dat het doel van de inhoudelijke beoordeling is om vast te stellen of een aanvrager gezien zijn ergonomische belemmeringen (criterium 2) en/of chronische medische toetsbare beperkingen (criterium 3) niet met de trein kan reizen. Omgevingsgebonden factoren, zoals de bereikbaarheid en toegankelijkheid van stations en perrons, zijn in beginsel geen reden voor toekenning van een HPKB.
[bedrijfsnaam 1] gaat er bij de beoordeling van uit dat pashouders bij het reizen zo nodig gebruikmaken van individuele begeleiding en/of de door NS en Valys ter beschikking gestelde voorzieningen, zoals invalidentoiletten in de stations en in de treinen en NS-assistentieverlening. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van eventuele begeleiding tijdens de reis.
[bedrijfsnaam 1] beoordeelt de aanvraag op basis van de bij de aanvraag gevoegde medische gegevens. De plicht tot het verstrekken van medische gegevens en het onderbouwen van zijn of haar aanvraag rust op de aanvrager.
Wat oordeelt de rechtbank?
7.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gaan de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. Dit betekent dat ook de rechtbank van die criteria dient uit te gaan. [2]
7.2.
In reactie op het betoog van eiseres dat onduidelijk is hoe wordt beoordeeld of iemand door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen, heeft [bedrijfsnaam 1] in het verweerschrift het volgende geschreven. Er is geen aanvullende richtlijn om te bepalen bij welke beperkingen, klachten of ziektes aanvragers in aanmerking komen voor een HPKB. Een arts moet altijd kijken naar de cumulatie van aangevoerde medische klachten van de aanvrager, waarbij alle medische omstandigheden moeten worden meegewogen bij de beoordeling. Dit vraagt dus om maatwerk. De artsen van [bedrijfsnaam 1] zijn bevoegd om hier een medische beoordeling over te geven, waarbij de arts moet motiveren waarom de aanvrager nog in staat wordt geacht om met de trein te reizen.
7.3.
De rechtbank ziet, mede gelet op de nadere toelichting van [bedrijfsnaam 1] , geen grond voor het oordeel dat onduidelijk is hoe wordt beoordeeld of iemand aan de criteria van het Protocol voldoet. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat een bestuursorgaan, zoals [bedrijfsnaam 1] , dat bij de besluitvorming gebruikmaakt van een advies van een medisch adviseur in het algemeen op dat advies afgaan, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
7.4.
In het geval van eiseres heeft de arts geconcludeerd, zonder de beperkingen van eiseres te willen betwisten, dat het reizen met de trein met gebruikmaking van de hulp van een persoonlijk begeleider van deur tot deur en eventueel met een rolstoel voor eiseres nog op verantwoorde wijze mogelijk moet worden geacht. Met de diagnose ‘dementie’ en de daaruit voortvloeiende beperkingen is niet automatisch gegeven dat de betreffende persoon niet meer in staat kan worden geacht om met de trein te reizen. Dat zou pas het geval kunnen zijn indien daarbij ook sprake is van bijvoorbeeld gedragsstoornissen die zouden kunnen leiden tot onveilige of voor medepassagiers onacceptabele situaties, dan wel van een te groot risico op overprikkeling. Hiervan is bij eiseres geen sprake. Als gevolg van dementie is bij eiseres sprake van geheugenstoornissen, van cognitieve beperkingen en van stoornissen in het executief functioneren, zodat zij niet meer in staat is om een reis zelfstandig te plannen en uit te voeren. Wanneer zij hulp zou (laten) inschakelen van een persoonlijk begeleider, kan zij echter nog wel met de trein reizen.
7.5.
De rechtbank oordeelt dat [bedrijfsnaam 1] onder verwijzing naar het verslag van de arts in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat eiseres vanuit strikt medische optiek in staat moet worden geacht om met de trein te reizen. Immers, niet is komen vast te staan dat eiseres niet in staat is om met de trein te reizen. Eiseres heeft in beroep ook geen (nieuwe) medische stukken ingebracht die daarop wijzen. In het betoog van eiseres dat geen rekening is gehouden met de door haar genoemde delier, ziet de rechtbank geen grond om het verslag van de arts als onzorgvuldig te beoordelen. Uit het verslag blijkt de delier tijdens het gesprek van 19 mei 2022 aan de orde is gekomen. Verder schrijft de arts dat de punten die tijdens het gesprek zijn aangevoerd, bij de beoordeling van het bezwaar zijn meegewogen. Gelet hierop ziet de rechtbank in het niet nader onderbouwde betoog van eiseres geen grond voor de conclusies dat de delier niet, dan wel onvoldoende bij de beoordeling in bezwaar zou zijn betrokken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [bedrijfsnaam 1] de aanvraag van eiseres om een HPKB terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In zaken als deze werden de bevoegdheden voorheen door de [bedrijfsnaam 2] B.V. uitgevoerd, handelend onder de naam [bedrijfsnaam 3] of [bedrijfsnaam 3] . Vanaf 1 januari 2021 is [bedrijfsnaam 2] opgegaan in [bedrijfsnaam 4] B.V. [bedrijfsnaam 4] B.V. behoort samen met [bedrijfsnaam 1] B.V. tot de [bedrijfsnaam 5] Groep.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4770.