In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een homoseksuele man van Oegandese nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank ontving het beroepschrift op 7 juli 2021 en na een aantal hoorzittingen, waaronder een op 30 maart 2023, heeft de rechtbank de zaak beoordeeld. De eiser heeft verklaard dat hij homoseksueel is en dat hij in Oeganda te maken heeft gehad met geweld en discriminatie vanwege zijn seksuele geaardheid. De staatssecretaris heeft echter de verklaringen van de eiser over zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij ondervindt niet geloofwaardig geacht.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser en zijn begripsniveau. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser wel degelijk inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens en de acceptatie van zijn homoseksualiteit. De rechtbank heeft de tegenwerping van de staatssecretaris dat de eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn relatie met een andere man, als onterecht beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig zijn. Daarom heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.