ECLI:NL:RBDHA:2023:21193

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
C/09/658105 / JE RK 23-2414
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 december 2023, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [kind], in een voorziening voor pleegzorg. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden rondom de thuissituatie van [kind] in overweging genomen, waarbij de ouders, de moeder en de vader, betrokken zijn. De moeder is vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.S. Dijkstra, terwijl de vader niet is verschenen op de zitting.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een patroon van geweld in de thuissituatie is en dat de moeder niet in staat is om de veiligheid en stabiliteit te bieden die [kind] nodig heeft. Ondanks de wens van [kind] om terug te keren naar zijn moeder, is de kinderrechter van oordeel dat terugplaatsing op dit moment niet in het belang van [kind] is. De moeder moet zich openstellen voor opvoedondersteuning en psycho-educatie om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 4 april 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de kinderrechter de noodzaak van de uithuisplaatsing benadrukt in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van [kind]. De beschikking is op schrift gesteld op 9 januari 2024, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/658105 / JE RK 23-2414
Datum uitspraak: 21 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[kind], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. J.S. Dijkstra, gevestigd te Den Haag,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woonplaats in Nederland, verblijvende te Duitsland.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 8 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de tolk A. Kadief;
- [naam 1] namens de gecertificeerde instelling.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de vader niet verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met [kind] een gesprek gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter, met goedkeuren van [kind], samengevat wat [kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd
  • Voor zover de kinderrechter dat uit de stukken kan afleiden, zijn de vader en de moeder gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [kind] verblijft feitelijk in een pleeggezin.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 april 2023 de ondertoezichtstelling van [kind] verlengd van 4 april 2023 tot 4 april 2024.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 oktober 2023 de machtiging verleend [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 11 oktober 2023 tot 28 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 4 april 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De thuissituatie van [kind] is onveranderd sinds de eerdere machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Er is sprake van een patroon van geweld in de thuissituatie. Dit patroon wordt niet doorbroken omdat de stiefvader geen hulpverlening aangaat. De moeder ontkent de zorgen rondom de stiefvader en uit zich op een zorgelijke wijze richting [kind] en de andere kinderen. Zo heeft zij tijdens een netwerkoverleg op 5 december 2023 gezegd dat het [kind] zijn schuld is dat hij uit huis geplaatst is. [kind] trekt zich dit erg aan en verkeert in een loyaliteitsconflict ten aanzien van zijn moeder. Hij voelt zich verantwoordelijk en geeft zichzelf de schuld van de problemen die in de thuissituatie spelen. De moeder heeft tot op heden geen gebruik gemaakt van de aangeboden opvoedondersteuning en psycho-educatie. De gezinscoach van [thuiszorgorganisatie] is de afgelopen periode aanwezig geweest bij de begeleide bezoekmomenten in het huis van de moeder. De bedoeling was dat vanuit dit contact opvoedondersteuning zou worden gegeven. De moeder heeft opvoedondersteuning en psycho-educatie nodig om inzicht te krijgen in wat [kind] nodig heeft. De gecertificeerde instelling heeft de aanvaardbare termijn op drie maanden gesteld. De opvoedvisie zal uiterlijk in maart 2024 worden vastgesteld. Ter zitting benadrukt de gecertificeerde instelling dat er voor thuisplaatsing voldaan moet worden aan twee voorwaarden. Ten eerste zal de stiefvader, als onderdeel van het gezinssysteem, behandeling moeten ontvangen voor zijn problematiek om een veilige thuissituatie te creëren voor [kind]. In de tweede plaats is het van belang dat de moeder opvoedondersteuning en psycho-educatie ontvangt. Tot slot brengt de gecertificeerde ter zitting naar voren dat [kind] recent naar een ander pleeggezin is overgeplaatst. Het zorgelijke gedrag dat [kind] in het vorige pleeggezin toonde, wordt hier niet gesignaleerd.

4.De standpunten

Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de moeder heeft aangegeven dat [kind] een duidelijke wens heeft om terug te gaan naar zijn moeder en halfzusje [naam 2]. Daarnaast heeft de moeder aangevoerd dat zij de relatie met de stiefvader verbroken heeft. Er is nog enkel sprake van contact tussen de moeder en de stiefvader omwille van de omgang tussen de stiefvader en [naam 2]. De moeder is bereid om de stiefvader niet meer thuis toe te laten en te zorgen dat zij [naam 2] zelf brengt en haalt van en naar de stiefvader. De moeder geeft verder aan dat zij geen invloed heeft op de bereidheid van de stiefvader om hulpverlening te ontvangen. De advocaat van de moeder brengt naar voren dat de moeder niet goed begrijpt wat psycho-educatie inhoudt en dat dit ook niet aan haar is uitgelegd. De gezinscoach van [thuiszorgorganisatie] komt regelmatig bij de moeder over de vloer en biedt opvoedondersteuning. De moeder geeft aan dat zij open staat voor extra opvoedondersteuning.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] noodzakelijk is in het belang van (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De zorgen over de veiligheid en de structurele ontwikkelingsbedreiging in de thuissituatie zijn de afgelopen periode niet weggenomen. Ondanks de duidelijke wens van [kind] om weer bij zijn moeder en halfzusje te gaan wonen, is de kinderrechter van oordeel dat terugplaatsing op dit moment niet in het belang van [kind] is. De moeder zit klem in haar loyaliteit naar de stiefvader toe. Dit brengt een structurele vorm van onveiligheid met zich en maakt dat de noodzaak voor de uithuisplaatsing van [kind] onverkort aanwezig is. De kinderrechter ziet dat de moeder veel van [kind] houdt, maar is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de moeder, daarin ook in de weggezeten door de stiefvader, op dit moment niet in staat is de veiligheid en stabiliteit te bieden die [kind] nodig heeft. Het is belangrijk dat de moeder zich de komende periode in het belang van [kind] gaat openstellen voor psycho-educatie en opvoedondersteuning. De kinderrechter acht het positief dat de moeder ter zitting heeft aangegeven hieraan mee te zullen werken. Zij zet daarmee een volgende stap in de goede richting. De komende maanden moet met voortvarendheid toegewerkt worden naar terugplaatsing bij de moeder. Om de huidige plaatsing van [kind] bij het pleeggezin te formaliseren zal de kinderrechter het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing verlenen voor de verzochte duur, te weten tot het einde van de ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 21 december 2023 tot 4 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 9 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.