ECLI:NL:RBDHA:2023:21195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
C/09/658495 / JE RK 23-2476
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 december 2023, wordt een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [kind], behandeld. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, die ernstige zorgen heeft over de veiligheid en ontwikkeling van [kind]. De kinderrechter heeft op 15 december 2023 al een voorlopige ondertoezichtstelling verleend en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van twee weken goedgekeurd. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 december 2023, met gesloten deuren, zijn de betrokken partijen, waaronder de moeder van [kind] en haar advocaat, aanwezig geweest. De kinderrechter heeft met [kind] gesproken en zijn wensen en zorgen in overweging genomen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, zoals beschreven in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De situatie van [kind] is zorgwekkend, vooral gezien zijn betrokkenheid bij de drillrapscene en eerdere incidenten die zijn veiligheid in gevaar hebben gebracht. De Raad heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaanbieder, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter benadrukt het belang van een veilige omgeving voor [kind] en de noodzaak van een plaatsing buiten de regio om zijn ontwikkeling te waarborgen.

De beslissing houdt in dat [kind] voorlopig onder toezicht wordt gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 28 december 2023 tot 15 maart 2024. Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor dezelfde periode. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/658495 / JE RK 23-2476
Datum uitspraak: 21 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[kind], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. J. Looman, gevestigd te Den Haag,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 15 december 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is [kind] voorlopig onder toezicht gesteld en is de machtiging verleend om [kind] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie voor jeugdhulp van 15 december 2023 tot 28 december 2023. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- voornoemde beschikking van 15 december 2023 en de daarin vermelde stukken.
1.3.
Op 21 december 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • De moeder, bijgestaan door haar advocaat en de tolk E.J. Nyembo Katumbwe.
1.4.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met [kind] een gesprek gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter, met goedkeuren van [kind], samengevat wat [kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

  • [kind] verblijft feitelijk in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten crisisgroep D3 in [plaats].
  • Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 15 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [kind] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de veiligheid van [kind]. Hij zou in een buitengroep van de drillrapscene zitten en is in mei 2023 betrokken geraakt bij een ernstig steekincident. De ouders maken zich ernstige zorgen over de veiligheid van [kind]. De vader heeft al zes maanden geen contact met [kind] gehad. De moeder had sinds september 2023 geen contact meer met [kind]. [kind] heeft recent weer contact met haar opgenomen om te vragen of hij weer bij haar kan komen wonen. De komende periode wil de Raad onderzoek doen naar de thuissituatie bij de moeder. Er zijn diverse zorgmeldingen gedaan. [kind] is in een korte periode binnen meerdere jeugdhulpverleningsorganisaties geplaatst. Bij zowel Jeugdformaat als Middin hield hij zich niet aan de afspraken en heeft hij geen openheid van zaken gegeven. De plaatsing bij Middin is stopgezet omdat de veiligheid van [kind], de groep en de medewerkers niet langer gewaarborgd kon worden. Het is belangrijk dat [kind] buiten de regio wordt geplaatst en de benodigde hulpverlening krijgt.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling heeft ingestemd met het verzochte en deelt de zorgen van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft verder naar voren gebracht dat de Raad bepaalde informatie in haar verzoekschrift door elkaar heeft gehaald. Als het verzoek wordt toegewezen zal de gecertificeerde instelling hier de nodige aandacht aan moeten besteden.
4.2.
Namens en door de moeder is ingestemd met het verzochte. De moeder brengt naar voren dat de problemen zich enkel buitenshuis voordoen. Zij maakt zich erg veel zorgen om [kind]. Hij belooft keuzes te maken die goed zijn voor hem door niet meer met foute vrienden om te gaan, maar zij ziet niet voor zich hoe dat er dan uit zou zien. Hij zal niet dag en nacht thuis zijn en zijn tijd alleen op school en thuis doorbrengen. Zij acht het risico groot dat hij toch weer met verkeerde jongens in aanraking zal komen. Zij vreest de gevolgen daarvan. Dat is de reden dat zij niet voor zich ziet hoe [kind] op dit moment thuis zou kunnen wonen, hoewel ze hem heel graag zou willen helpen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [kind] weg te nemen. [kind] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor de duur van drie maanden (artikel 1:257 BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] noodzakelijk is (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe het volgende. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [kind] vanwege de dreigingen vanuit de drillrapscene. Als gevolg hiervan staat [kind] min of meer stil in zijn ontwikkeling. Duidelijk is dat het onvoldoende lukt om de ontwikkelingsbedreigingen van [kind] in het vrijwillig kader weg te nemen. De kinderrechter vindt de verzochte voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling en veiligheid van [kind], terwijl de Raad nader onderzoek doet. Zij wijst de voorlopige ondertoezichtstelling daarom toe zoals verzocht. [kind] heeft heel duidelijk aan de kinderrechter verwoord dat hij zijn leven anders wil inrichten. Hij vindt dat hij op dit moment wel weer bij zijn moeder kan gaan wonen en van daaruit aan zijn problemen kan gaan werken. De kinderrechter gunt [kind] het leven zoals hij dat zelf heeft geschetst. Dat is echter iets dat niet zomaar gaat. [kind] moet leren om goede keuzes te maken en hierin heel consequent te zijn. Hij zal dus ongelofelijk sterk in zijn schoenen moeten staan om tot verandering te komen. De omstandigheden die in het verzoek zijn verwoord en ter zitting zijn besproken zijn enorm zorgelijk. Het is van groot belang dat [kind] zich op een veilige plek bevindt zolang de Raad onderzoek verricht. Om de veiligheid van [kind] te kunnen blijven waarborgen is plaatsing buiten de regio op dit moment noodzakelijk, buiten de negatieve invloedssfeer van zijn sociale omgeving. Alleen op deze manier kan de ontwikkeling van [kind] bijgestuurd worden en kan hij gemotiveerd worden om te kiezen voor zijn eigen positieve ontwikkeling. De kinderrechter ziet daarom aanleiding een machtiging tot uithuisplaatsing af te geven voor plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter merkt daarbij op dat met voortvarendheid gekeken moet worden welke stappen gezet moeten worden om [kind] veilig terug te plaatsen bij de moeder.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [kind] voorlopig onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 28 december 2023 tot 15 maart 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 28 december 2023 tot 15 maart 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 9 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.