ECLI:NL:RBDHA:2023:21223
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2023, met zaaknummers NL23.23830 en NL23.23831, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft zijn aanvraag op 21 augustus 2023 ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn beroepschrift geen gronden heeft vermeld, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser is verzocht om deze gronden alsnog in te dienen, maar heeft dit niet gedaan. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, omdat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding. De rechtbank onderzoekt ook of er bijzondere feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen, maar komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. De rechtbank verklaart zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier A.E. Wadman, en is openbaar gemaakt.