ECLI:NL:RBDHA:2023:21226
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning in het kader van het Dublin-systeem
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De Oostenrijkse autoriteiten hebben op 11 juli 2023 bevestigd dat eiser zich al in Oostenrijk bevindt, waardoor een overdracht niet meer nodig is.
De rechtbank moet ambtshalve de vraag beantwoorden of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel over zijn beroep. Aangezien eiser op 29 mei 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en de gemachtigde van eiser niets heeft vermeld over zijn verblijfplaats, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen aanspraak meer maakt op de bescherming in Nederland. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming.
De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.E. Wadman, griffier, en is openbaar gemaakt op 10 november 2023.