ECLI:NL:RBDHA:2023:21226

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
NL23.24898 en NL23.24899
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning in het kader van het Dublin-systeem

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De Oostenrijkse autoriteiten hebben op 11 juli 2023 bevestigd dat eiser zich al in Oostenrijk bevindt, waardoor een overdracht niet meer nodig is.

De rechtbank moet ambtshalve de vraag beantwoorden of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel over zijn beroep. Aangezien eiser op 29 mei 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en de gemachtigde van eiser niets heeft vermeld over zijn verblijfplaats, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser geen aanspraak meer maakt op de bescherming in Nederland. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming.

De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.E. Wadman, griffier, en is openbaar gemaakt op 10 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.24898 en NL23.24899
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

2. Bij bericht van 11 juli 2023 hebben de Oostenrijke autoriteiten aan verweerder laten weten dat eiser zich al in Oostenrijk bevindt en dat een overdracht dus niet meer nodig is. Daarbij is in het voornemen vermeld dat uit informatie van het COA is gebleken dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. In het bestreden besluit is vermeld dat deze informatie door de AVIM is bevestigd.
3. Ambtshalve dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of eiser procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel over zijn beroep. Immers is gebleken dat het overdrachtsbesluit reeds is geëffectueerd, aangezien eiser zich blijkens een melding van de Oostenrijkse autoriteiten van 11 juli 2023 al in Oostenrijk bevindt. Daarbij is eiser op
29 mei 2023 met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft echter over beide omstandigheden niets vermeld in de beroepsgronden.
4. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] dient, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5. De gemachtigde van eiser heeft in de beroepsgronden niet betwist dat eiser reeds in Oostenrijk verblijft en niet gesteld dat er nog contact met eiser is. De rechtbank gaat er onder de gegeven omstandigheden vanuit dat eiser geen aanspraak meer wenst te maken op de door hem gezochte bescherming in Nederland en derhalve op een behandeling van het door hem ingestelde beroep. Dat betekent dat eiser geen procesbelang heeft.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft en dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
8. Omdat met deze uitspraak het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Ook dat verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van A.E. Wadman, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.