ECLI:NL:RBDHA:2023:21232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
AWB 23/6653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing visumaanvraag kort verblijf door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 14 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Afghaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een visum voor kort verblijf aangevraagd om haar dochter en schoonzoon in Nederland te bezoeken, maar haar aanvraag werd afgewezen. De Staatssecretaris stelde dat er redelijke twijfel bestond over het voornemen van eiseres om Nederland tijdig te verlaten, omdat de sociale en economische binding met haar land van verblijf, de Verenigde Arabische Emiraten, onvoldoende was aangetoond. Eiseres voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden niet goed waren meegewogen en dat zij nooit eerder had geprobeerd om het Schengengebied binnen te komen.

Tijdens de zitting op 26 oktober 2023 werd duidelijk dat eiseres met haar gezin in de Verenigde Arabische Emiraten woont en dat zij zorg draagt voor haar minderjarige kind. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in strijd met de hoorplicht had gehandeld door referenten niet te horen, wat essentieel was voor een goede beoordeling van de zaak. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de Staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, waarbij de persoonlijke en sociale binding van eiseres met haar land van verblijf opnieuw gewogen moest worden. De rechtbank stelde een termijn van zes weken voor het nemen van dit nieuwe besluit en veroordeelde de Staatssecretaris tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/6653

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1968, van Afghaanse nationaliteit,eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.N. Noordzee),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 26 juli 2022 tot afgifte van een visum voor kort verblijf bij haar dochter [referente] en schoonzoon [referent] (referenten) afgewezen.
Bij besluit van 1 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en referenten. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft de Afghaanse nationaliteit. Ze is gehuwd en woont samen met haar echtgenoot en in ieder geval één minderjarig kind in de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: land van bestendig verblijf). Eiseres wenst haar schoonzoon, dochter en haar kleinzoon, de zoon van referenten, in Nederland te bezoeken en heeft een visum voor kort verblijf aangevraagd.
2. Verweerder heeft de afgifte van het visum voor kort verblijf bij het bestreden besluit afgewezen, omdat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de EU-lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het gevraagde visum. Volgens verweerder is de sociale en economische binding met het land van bestendig verblijf onvoldoende aangetoond dan wel gering gebleken [1] .
3. Eiseres heeft hiertegen in beroep aangevoerd dat verweerder haar persoonlijke omstandigheden ten onrechte niet of onvoldoende heeft meegewogen. Eiseres woont met haar echtgenoot en haar overige kinderen (waarvan één minderjarig kind) in het land van bestendig verblijf. Zij zal de mogelijkheid om haar schoonzoon, dochter en kleinkind te bezoeken nooit op het spel zetten door het grondgebied van Nederland niet tijdig te verlaten. Eiseres heeft eerder nooit pogingen gedaan om het Schengengebied in te reizen en zij heeft ook geen kunstmatig gedrag vertoond. Van redelijke twijfel is dan geen sprake. Voor zover het verweerder onduidelijk is geweest wat de economische en sociale binding met het land van bestendig verblijf is, had verweerder referenten moeten horen. Referenten hadden een toelichting kunnen geven over het bedrijf van de familie en het aantal kinderen en hun geboortedata. Gelet daarop heeft verweerder niet kunnen afzien van het horen van referenten in bezwaar, aldus eiseres.
4. Volgens verweerder is er niet gebleken van een economische binding van eiseres met het land van bestendig verblijf en is de sociale binding van eiseres met het land van bestendig verblijf gering. Verweerder vindt onvoldoende onderbouwd dat de zoons van eiseres voor haar zorgen. En zelfs als dat zo is, is niet gebleken dat de (tijdige) aanwezigheid van eiseres in het land van bestendig verblijf hiervoor is vereist. Verweerder vindt ook onduidelijk hoeveel kinderen eiseres heeft en welke geboortedata zij hebben. De informatie vanuit eiseres hierover varieert qua aantal kinderen (3, 6 of 7 kinderen) en qua geboortedata. Op de hierover in bezwaar gestelde vragen heeft verweerder ontoereikend antwoord gekregen. Dan is er redelijkerwijs geen twijfel geweest over de vraag of het bezwaar tot een ander oordeel zou leiden en heeft verweerder mogen afzien van het horen in bezwaar.
5. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden slagen. Daartoe overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
6. Bij de beoordeling of er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de EU-lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het gevraagde visum, mag verweerder zich laten leiden door de intensiteit van de sociale en economische binding van eiseres met haar land van bestendig verblijf. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat deze binding zodanig is, dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat haar tijdige terugkeer naar het land van bestendig verblijf voldoende gewaarborgd is.
7. Daarbij geldt het uitgangspunt dat verweerder eiseres dan wel referenten hoort in bezwaar en dat verweerder terughoudend moet omgaan met uitzonderingen op zijn hoorplicht [2] . Verweerder mag slechts van het horen afzien als het bezwaar kennelijk ongegrond is [3] . Dat is het geval als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres de omstandigheden ten aanzien van haar economische binding met het land van bestendig verblijf niet heeft weersproken. Eiseres werkt niet en wordt onderhouden met de inkomsten uit het bedrijf van haar familie. Dat eerder niet eenduidig is verklaard van wie het bedrijf is, komt volgens referenten omdat in hun cultuur alles gedeeld bezit is. Een geringe of ontbrekende economische binding sluit naar het oordeel van de rechtbank echter niet uit dat de tijdige terugkeer van eiseres naar het land van bestendig verblijf gelet op de aanwezige sociale binding alsnog voldoende gewaarborgd is. Eiseres heeft met de in bezwaar overgelegde stukken en de toelichting ter zitting de intensiteit van haar persoonlijke en sociale binding met het land van bestendig verblijf benadrukt. Ter zitting is naar voren gekomen dat eiseres met haar echtgenoot zeven kinderen heeft, waarvan één minderjarig kind. Eiseres woont samen met haar gezin en draagt zorg voor haar minderjarige kind. Dat de papieren administratie van de kinderen niet volledig op orde is, hebben referenten ter zitting beaamd. De geboortedatum op de identiteitsbewijzen uit Dubai komt niet bij ieder kind overeen met de geboortedatum op de aktes uit Afghanistan. Referenten hebben toegelicht dat de administratie in Afghanistan minder nauwgezet is en dat het niet verplicht is om direct na de geboorte aangifte te doen. Volgens referenten is het laatst overgelegde overzicht van 28 april 2023 kloppend. Referenten hebben verder toegelicht dat eiseres geen enkel belang heeft om in Nederland te blijven, zij heeft het in het land van bestendig verblijf financieel goed, heeft daar haar gezin en is daar gelukkig. De ter zitting gegeven toelichting onderstreept naar het oordeel van de rechtbank het belang van het horen van referenten. Met de toelichting is context gegeven aan de discrepanties in de overgelegde informatie van eiseres. De rechtbank volgt verweerder dan ook niet in zijn stelling dat er, gezien de discrepanties, redelijkerwijs geen twijfel is geweest over de vraag of het bezwaar tot een ander oordeel zou leiden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in deze situatie niet kunnen afzien van het horen van referenten in bezwaar.
9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb tot stand gekomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank stelt vast dat ter zitting door referenten uitleg en context is gegeven bij de overgelegde informatie, die dusdanig was dat niet onvoorstelbaar is dat verweerder tot een toewijzend besluit komt. Deze uitleg en context moet betrokken worden bij het nieuw te nemen besluit. Er moet in het nieuw te nemen besluit opnieuw een weging worden gemaakt van de intensiteit van de economische en sociale binding van eiseres met het land van bestendig verblijf. Daarbij weegt voor de rechtbank zwaar mee dat eiseres in het land van bestendig verblijf samenwoont met haar gezin en zorg draagt voor haar minderjarige kind. De vraag is in hoeverre de papieren discrepanties, met de door referenten gegeven toelichting, daaraan afbreuk doen. De huidige motivering van verweerder volstaat daarom niet. Daarnaast moeten referenten in de gelegenheid worden gesteld eventuele vragen van verweerder op een hoorzitting te beantwoorden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 1 juni 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 november 2023.
De rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Op grond van artikel 84, onder b, van de Vw staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 32, onder b, Visumcode
2.Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918
3.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)