ECLI:NL:RBDHA:2023:21233

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10757574 RP VERZ 23-50607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • M.E. van Groeneveld-Stubbe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekster niet ontvankelijk in deelgeschil wegens gebrek aan letsel

Op 7 december 2023 heeft de kantonrechter mr. M.E. van Groeneveld-Stubbe in de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen verzoekster en Achmea Schadeverzekeringen N.V. Verzoekster had een verzoek ingediend naar aanleiding van een aanrijding op 13 juni 2023, waarbij zij schade aan haar voertuig had geleden en zowel materiële als immateriële schade claimde. In haar verzoek vroeg zij om een verklaring voor recht dat Achmea aansprakelijk was voor de schade en dat zij de buitengerechtelijke kosten zou vergoeden.

Achmea voerde verweer en stelde dat de kantonrechter onbevoegd was, omdat er geen aanwijzingen waren dat de schade het bedrag van € 25.000,00 zou overschrijden. Tijdens de zitting beperkte de gemachtigde van verzoekster de vordering tot € 25.000,00, met een totale schadeclaim van maximaal € 7.000,00, waardoor de kantonrechter bevoegd was om het geschil te behandelen.

De kantonrechter oordeelde echter dat op grond van artikel 1019w lid 1 Rv alleen een deelgeschil kan worden gestart als er sprake is van schade door dood of letsel. Verzoekster had in haar verzoekschrift niet onderbouwd dat er sprake was van letsel, en uit de stukken bleek dat zij op het schadeformulier had aangegeven dat er geen letsel was. De gemachtigde van verzoekster kon ook niet aangeven welk letsel er was opgelopen. Hierdoor concludeerde de kantonrechter dat verzoekster niet ontvankelijk was in haar verzoek, en dat er geen begroting of toewijzing van de kosten zou plaatsvinden, aangezien de procedure onterecht was ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Zaaknummer: 10757574 RP VERZ 23-50607
Op 7 december 2023 is mr. M.E. van Groeneveld-Stubbe, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, overgegaan tot mondelinge behandeling in de zaak:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij,
hierna aangeduid als [verzoeker],
gemachtigde: mr. Y. Bouyazdouzen,
tegen
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verwerende partij,
hierna aangeduid als Achmea,
gemachtigde: mr. F. van Toorn.
Verschenen namens [verzoeker] is de gemachtigde voornoemd. Namens Achmea is verschenen de gemachtigde voornoemd.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, heeft de kantonrechter mondeling uitspraak gedaan waarvan dit proces-verbaal een zakelijke weergave is.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met productie van 16 oktober 2023;
  • het verweerschrift met producties;
  • de op 7 december 2023 nagezonden stukken afkomstig van [verzoeker].

2.Rechtsoverwegingen

2.1.
Op 13 juni 2023 is verzoekster aangereden door een verzekerde van Achmea. In het verzoekschrift voert verzoekster aan dat door het ongeval haar voertuig beschadigd is en dat zij zowel materiële als immateriële schade heeft opgelopen. Zij vordert een verklaring voor recht dat Achmea aansprakelijk en verantwoordelijk is voor de ontstane schade en gehouden is tot betaling van deze schade, en dat Achmea de buitengerechtelijke kosten inclusief de kosten voor het deelgeschil zal voldoen.
2.2.
Achmea voert verweer. Zij stelt allereerst dat de kantonrechter onbevoegd is aangezien er geen aanwijzingen bestaan dat de schade een bedrag van € 25.000,00 niet te boven zal gaan. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster de vordering uitdrukkelijk beperkt tot € 25.000,00 waarbij is aangegeven dat de totale schade inclusief buitengerechtelijke kosten en kosten van het deelgeschil maximaal € 7.000,00 zal bedragen. Daarmee is de kantonrechter bevoegd kennis te nemen van het geschil.
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 1019w lid 1 Rv alleen een deelgeschil kan worden gestart als sprake is van schade door dood of letsel. In het verzoekschrift is evenwel niet gesteld (en onderbouwd) dat sprake is van letsel bij verzoekster. De enkele vermelding dat zij door het ongeval materiele en immateriële schade heeft geleden is daarvoor onvoldoende. Verder volgt uit de stukken dat verzoekster op het schadeformulier de vraag of sprake is van letsel met “nee” heeft geantwoord. Ook daaruit kan niet worden afgeleid dat sprake is van letsel. Dat sprake is van letsel is in eerdere correspondentie aan Achmea ook niet gemeld, terwijl Achmea daar bij brief van 29 september 2023 uitdrukkelijk naar heeft gevraagd. Ter zitting is aan de gemachtigde van verzoekster gevraagd of er sprake is van letsel en zo ja waaruit dat letsel dan bestaat. Daarop heeft de gemachtigde van verzoekster aangegeven dat hij dat niet weet wat voor letsel verzoekster heeft opgelopen als gevolg van het ongeval. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken van letsel zodat deze zaak ten onrechte als deelgeschil is aangebracht. Dit betekent dat verzoekster niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek.
2.4.
Bij deze stand van zaken zal ook geen begroting dan wel toewijzing van de kosten van dit deelgeschil plaatsvinden aangezien deze procedure volstrekt onnodig en onterecht is ingesteld.

3.Beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek;
3.2.
wijst de verzochte begroting en toewijzing van de proceskosten af.
Uitgesproken door kantonrechter mr. M.E. Groeneveld-Stubbe ter openbare terechtzitting van 7 december 2023, in bijzijn van de griffier.