ECLI:NL:RBDHA:2023:21261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.15113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv nareis asiel voor meerderjarige referent zonder toetsing aan artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van twee eisers, die de Syrische nationaliteit hebben, tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een mvv nareis asiel. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 augustus 2022. Eisers hebben op 19 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar, waarna verweerder op 5 juni 2023 het bezwaar afwees. De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 behandeld, maar eisers waren niet aanwezig. De rechtbank concludeert dat eisers niet in aanmerking komen voor een mvv nareis, omdat de referent, die op 19 januari 2022 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kreeg, meerderjarig is en geen alleenstaande minderjarige vreemdeling. Eisers betogen dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan het jongvolwassenenbeleid en artikel 8 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder niet verplicht was om dit te doen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, maar veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eisers. Het beroep tegen het alsnog genomen besluit wordt ongegrond verklaard, en eisers krijgen geen griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15113

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2] , eisers

(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Franca).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een mvv [1] nareis asiel.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 augustus 2022 afgewezen. Op 19 mei 2023 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar. Met het bestreden besluit van 5 juni 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eisers hebben aangegeven het niet eens te zijn met dit besluit en zij handhaven hun beroep.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde waren hierbij, met voorafgaande mededeling, niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eisers hebben de Syrische nationaliteit. Zij stellen de ouders van referent te zijn. Referent heeft op 19 januari 2022 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen. Op 9 maart 2022 heeft referent namens eisers een mvv nareis asiel aangevraagd.
4. Verweerder heeft geconcludeerd dat eisers niet in aanmerking komen voor een mvv nareis, omdat referent geen alleenstaande minderjarige vreemdeling is. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eisers betogen dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan het jongvolwassenenbeleid en dat er tussen hen en referent sprake is van een meer dan normale emotionele afhankelijkheid. Het beroep van eisers op artikel 8 van het EVRM is ten onrechte niet door verweerder onderkend. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met artikel 8 van het EVRM.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroep tegen het niet tijdig beslissen
6. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep wordt het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. [3] Tegen het niet tijdig beslissen staat daarom beroep bij de rechtbank open. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is. [4]
6.1.
Eisers hebben verweerder met de brief van 25 april 2023 in gebreke gesteld. Uit het bestreden besluit blijkt dat tussen partijen niet in geschil is dat op dat moment de beslistermijn was verstreken en de ingebrekestelling gelet daarop geldig was. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eisers op 19 mei 2023 beroep hebben ingesteld. Op 5 juni 2023 heeft verweerder alsnog op het bezwaar van eisers beslist.
6.2.
Nu verweerder op het bezwaar van eisers heeft beslist, is het belang van eisers bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag te komen vervallen. Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, is daarom niet-ontvankelijk.
6.3.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en pas na deze overschrijding een besluit op het bezwaar van eisers is genomen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers voor het beroep niet tijdig beslissen.
Beroep tegen het alsnog genomen besluit
7. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. [5] Eisers kunnen zich niet verenigen met het genomen besluit, omdat verweerder niet volledig aan het beroep van eisers is tegemoetgekomen. Het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom van rechtswege ook gericht tegen het bestreden besluit.
8. Uit artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet volgt dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden verleend aan de ouders van een vreemdeling die in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als die vreemdeling een alleenstaande minderjarige is in de zin van artikel 2, onder f, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. De datum van indiening van het asielverzoek voorafgaand aan het verzoek om gezinshereniging is het uitgangspunt voor het antwoord op de vraag of een referent voldoet aan het leeftijdsvereiste. [6]
8.1.
Eisers betwisten niet dat referent bij de indiening van zijn asielaanvraag 19 jaar oud was. Verweerder heeft referent daarom terecht aangemerkt als meerderjarig. Verweerder heeft de aanvraag van eisers dan ook terecht afgewezen, omdat eisers niet behoren tot de categorie van personen die kunnen nareizen als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet.
8.2.
Verweerder heeft in deze procedure niet hoeven toetsen aan artikel 8 van het EVRM. [7] Om alsnog voor gezinshereniging in aanmerking te komen, kan referent via de reguliere procedure een verzoek om gezinshereniging in het kader van artikel 8 van het EVRM indienen. Als referent die aanvragen indient voor zijn familieleden, zal verweerder de familierechtelijke relatie en de vraag of sprake is van beschermingswaardig familieleven in het kader van artikel 8 van het EVRM alsnog beoordelen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Eisers krijgen hiervoor wel een vergoeding van hun proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 418,50. [8]
10. Het beroep voor zover gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.In de zin van artikel 2, onder f, van de Richtlijn 2003/86/EG (Gezinsherenigingsrichtlijn).
3.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Artikel 6:12, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
6.Zie het arrest A en S van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ECLI:EU:C:2018:248.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2780, r.o. 6.5.
8.1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor ½.