ECLI:NL:RBDHA:2023:21292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL 23.2094
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige relatie en homoseksuele geaardheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 24 maart 2023, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, had op 19 februari 2021 zijn vijfde opvolgende asielaanvraag ingediend, die eerder ongegrond was verklaard. In zijn zesde aanvraag, ingediend op 20 augustus 2021, stelde hij een nieuwe relatie te hebben met een man, wat volgens hem zijn homoseksuele geaardheid zou onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn relatie summier en ongeloofwaardig waren. Eiser had niet voldoende inzicht gegeven in de relatie en zijn verklaringen waren te algemeen. De rechtbank concludeerde dat verweerder de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, omdat de rechtbank op het beroep besliste. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn relatie met zijn partner authentiek was en dat hij onvoldoende had verklaard over de diepgang van deze relatie. De rechtbank wees erop dat de brief van de partner summier was en geen blijk gaf van een oprechte affectieve relatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.2094
NL23.2095
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding1.In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening.

1.1
Bij besluit van 17 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.3
De rechtbank heeft beide zaken op 14 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, P. Cuijpers als tolk in de taal Engels en de gemachtigde van verweerder. Ook was eisers gestelde partner aanwezig,
[naam] .

Totstandkoming van het besluit

Eerdere procedures
2. Eiser is van Gambiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1990. Eiser heeft op 19 februari 2021 zijn vijfde opvolgende asielaanvraag ingediend. In de uitspraak van
30 april 2021 [1] heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn vijfde asielaanvraag ongegrond verklaard. Met de uitspraak van 21 juni 2021 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep van eiser ongegrond verklaard.
3. Eiser vraagt opnieuw asiel aan, omdat er volgens hem sprake is van een nieuwe gebeurtenis ten opzichte van zijn vorige aanvraag. Hij stelt een nieuwe relatie te hebben met [naam] ( [naam] ), met wie hij sinds juni 2021 samenwoont. Volgens eiser toont deze relatie aan dat hij een homoseksuele geaardheid heeft. Ter onderbouwing van deze aanvraag heeft hij onder meer een brief van zijn gestelde partner overgelegd.
Bestreden besluit
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder de (zesde) opvolgende asielaanvraag van eiser van 20 augustus 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser de gestelde relatie en daarmee de gestelde homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder ten onrechte de correcties en aanvullingen van eiser niet meegenomen?
7. Eiser voert aan dat er sprake is van strijd met artikel 17, derde lid, van de Procedurerichtlijn [3] , nu verweerder de door eiser ingediende correcties en aanvullingen op het verslag van het gehoor naast zich neer heeft gelegd en niet heeft meegenomen in het bestreden besluit. Het bestreden besluit is daarmee gebaseerd op een onjuist verslag.
Eiser heeft na het lezen van het verslag geconstateerd dat hij uitgebreider had moeten verklaren en de ontbrekende informatie heeft hij alsnog met de correcties en aanvullingen gegeven. Artikel 16 van de Procedurerichtlijn biedt de mogelijkheid om ontbrekende elementen aan te vullen en dat moet volgens eiser in samenhang met artikel 17, derde lid, van de Procedurerichtlijn gelezen worden. Verweerder heeft aangegeven dat hij eiser niet meer heeft kunnen bevragen over de correcties en aanvullingen omdat deze pas na het voornemen zijn ingediend. Verweerder had eiser aanvullend kunnen horen. Dit klemt volgens eiser des te meer omdat na afloop van het gehoor aan eiser geen formulier is overhandigd waarin hem gevraagd is of het verslag een correcte weergave van het gehoor is.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat door het bieden van de mogelijkheid tot het indienen van correcties en aanvullingen, wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 17, derde lid, van de Procedurerichtlijn. Daarmee wordt de vreemdeling namelijk over de inhoud van het verslag geïnformeerd en wordt hem, ná het opsturen van het verslag van het gehoor, de mogelijkheid geboden om schriftelijke opmerkingen te maken en/of opheldering te verschaffen over verkeerd vertaalde passages of misvattingen in het verslag. Door correcties en aanvullingen in te dienen, geeft de vreemdeling aan of, en zo ja op welke onderdelen, hij het verslag bevestigt. Dat verweerder eiser geen afzonderlijk formulier heeft overhandigd met het verzoek om het verslag te bevestigen, doet hier niet aan af. Ondertekening van een afzonderlijk formulier heeft namelijk, naast de correcties en aanvullingen, geen toegevoegde waarde en verweerder is op grond van de Procedurerichtlijn niet verplicht een dergelijk formulier aan eiser te overhandigen.
7.2
Daarnaast is niet gebleken dat verweerder de correcties en aanvullingen niet heeft meegenomen. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de correcties en aanvullingen heeft bekeken, maar van oordeel is dat een deel van de correcties en aanvullingen inhoudelijke aanvullingen op het gehoor betreffen en daarom niet in het besluit kunnen worden betrokken. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat correcties en aanvullingen niet bedoeld zijn om het verslag van het gehoor inhoudelijk aan te vullen. Uit artikel 17, derde lid, van de Procedurerichtlijn volgt namelijk onmiskenbaar dat met de correcties en aanvullingen slechts opmerkingen gemaakt kunnen worden en/of opheldering verschaft kan worden over verkeerd vertaalde passages of misvattingen in het verslag. Het standpunt van eiser dat aanvullingen wel degelijk mogelijk zijn op grond van artikel 16 van de Procedurerichtlijn wordt niet gevolgd door de rechtbank. Artikel 16 van de Procedurerichtlijn ziet namelijk op het gehoor zelf en gaat niet over het indienen correcties en aanvullingen.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser tijdens het gehoor voldoende in de gelegenheid is gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen en/of inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Eiser had daarom tijdens het gehoor zijn inhoudelijke verklaringen moeten geven zodat hij daarover tijdens het gehoor kon worden bevraagd. Verweerder heeft de correcties en aanvullingen daarom niet ten onrechte terzijde geschoven en was niet gehouden om eiser aanvullend te horen. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiser voldoende persoonlijk verklaard over zijn relatie met [naam]?
8. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat zijn verklaringen over zijn relatie met [naam] ook zou passen bij een platonische relatie. Volgens eiser ziet een relatie niet enkel op het door verweerder blijkbaar veronderstelde fysieke aspect, maar ook op persoonlijk vlak. Het mentale aspect is voor eiser belangrijk en daarom heeft hij deze elementen benoemd op de vraag van verweerder waarom hij [naam] zo aantrekkelijk vindt. Eiser is een introvert persoon en heeft moeite om uitgebreid en open te vertellen. In de kern heeft eiser zo uitgebreid mogelijk verteld over zijn homoseksuele relatie met [naam] .
8.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers verklaringen over zijn homoseksuele relatie met [naam] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiser summier en in algemeenheden heeft verklaard over zijn relatie met [naam] . Eiser stelt [naam] twee jaar geleden te hebben ontmoet en sinds juni 2021 met hem (gedeeltelijk) samen te wonen. Van eiser mag dan verwacht worden authentiek en met meer diepgang te kunnen vertellen over zijn partner. Eiser heeft geen inzicht verschaft in het hele proces van ontmoeting tot verliefdheid en heeft de persoonlijkheid van [naam] niet met voorbeelden en persoonlijke verhalen weten te omschrijven. Zo heeft eiser verklaard dat ‘eerlijk zijn’ de belangrijkste positieve eigenschap van [naam] is. Na het doorvragen komt eiser niet verder dan: “
Wat ie doet, doet ie ook. Zonder een ‘zigzag’ te maken. Hij is recht door zee.” Eiser heeft echter nagelaten toe te lichten waarom ‘eerlijk zijn’ voor hem de belangrijkste positieve eigenschap is van [naam] en een voorbeeld te geven waarin die eigenschap tot uiting is gekomen. De op zitting besproken introverte persoonlijkheid van eiser leidt niet tot een ander oordeel. Het hebben van een introvert karakter betekent niet zonder meer dat verweerder daarom niet van de verklaringen van eiser zoals afgelegd tijdens het nader gehoor mag uitgaan. Uit het verslag van gehoor blijkt dat eiser met verschillende vragen is uitgenodigd om uitgebreider te verklaren of om een toelichting te geven over zijn relatie met en de persoonlijkheid van [naam] . Niet is gebleken dat verweerder niet heeft doorgevraagd, de verkeerde vragen heeft gesteld of dat het gehoor onzorgvuldig is geweest.
8.2
Verweerder heeft geen doorslaggevende betekenis aan de brief van [naam] hoeven geven. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de brief summier is en een zakelijke weergave geeft van de ontmoeting, relatie en toekomst met eiser. De brief geeft daarmee geen blijk van een oprechte affectieve liefdesrelatie tussen [naam] en eiser. De toekomst die in de brief geschetst wordt betreft bijvoorbeeld het regelen van een verblijfsvergunning, het leren van Nederlands en het zoeken naar werk. In de zienswijze is aangekondigd dat nog een aanvullende persoonlijkere brief van [naam] zou volgen maar dit is niet gebeurd. Ook op de zitting is geen persoonlijk verhaal over de relatie tussen eiser en [naam] naar voren gekomen.
8.3
De beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn gestelde liefdesrelatie met [naam] , en daarmee zijn gestelde homoseksuele geaardheid, niet aannemelijk heeft gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
Over het verzoek om een voorlopige voorziening
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat bij deze uitspraak op het beroep wordt beslist.
Over het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.J.A.E. Delhaes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.NL21.4880.
2.202102978/1/V2.
3.Richtlijn 2013/32/EU.