ECLI:NL:RBDHA:2023:21380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/09/657972 / JE RK 23-2396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige na spoedmachtiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 december 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, om een machtiging te verlenen voor de gesloten plaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter had eerder op 6 december 2023 al een spoedmachtiging verleend, maar na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden heeft zij besloten het verzoek af te wijzen. De kinderrechter overweegt dat een gesloten plaatsing een ultimum remedium is en dat deze alleen mag worden toegepast als er geen minder ingrijpende oplossingen zijn. In dit geval is de kinderrechter van mening dat de bestaande hechting tussen de minderjarige en haar vader niet mag worden verstoord, omdat dit niet in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige is. De kinderrechter heeft de wens van de minderjarige om bij haar vader te wonen gehoord en erkent de sterke band tussen hen. De kinderrechter benadrukt het belang van hechting voor de gezonde ontwikkeling van de minderjarige en geeft de ouders en de minderjarige de kans om samen te werken aan een positieve toekomst. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om hun verantwoordelijkheden te nemen en samen te werken aan de opvoeding van de minderjarige, waarbij de moeder haar alcoholverslaving moet aanpakken. De kinderrechter heeft het verzoek om gesloten jeugdhulp afgewezen, maar heeft de mogelijkheid open gelaten voor toekomstige verzoeken indien de situatie van de minderjarige verslechtert.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/657972 / JE RK 23-2396
Datum uitspraak: 19 december 2023
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing machtiging gesloten jeugdhulp; na een spoedmachtiging
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. L. Windhorst, gevestigd te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. Baldew, gevestigd te Den Haag.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 december 2023 een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 6 december 2023 tot 20 december 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 6 december 2023;
  • de instemmingsverklaring van 15 december 2023 van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
1.3.
Op 19 december 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met haar advocaat;
- de moeder;
- de vader met zijn advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] van de gecertificeerde instelling.
1.4.
Voorafgaand aan de zitting heeft de kinderrechter met [minderjarige] , in het bijzijn van haar advocaat, in raadkamer een gesprek gevoerd gehoord. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] aan haar heeft verteld.

2.De feiten

Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 6 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] laat dusdanig ernstig zelfbepalend gedrag zien dat zij een gevaar vormt voor zichzelf. Op dit moment is zij niet in staat om veilige keuzes te maken. Zij kan de gevolgen van haar gedrag niet overzien. Dit blijkt te meer uit het feit dat zij op 5 december 2023 geprobeerd heeft brand te stichten op haar kamer. Ook is er op die dag MDMA bij haar aangetroffen. Volgens de gecertificeerde instelling zijn de kaders van de huidige open setting niet toereikend voor [minderjarige] . Hier wordt haar onvoldoende bescherming tegen zichzelf en tegen negatieve invloeden van buitenaf gegeven. Bovendien loopt [minderjarige] met regelmaat weg. Ook zijn de vader en de moeder onvoldoende in staat om [minderjarige] de opvoeding en de bescherming te bieden die zij nodig heeft. Binnen de kaders van gesloten jeugdhulp kan [minderjarige] stabiliseren en de hulp en ondersteuning gegeven worden die zij nodig heeft. Op die manier kan van daaruit het toekomstperspectief verder onderzocht worden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. [minderjarige] wil graag terug naar huis en weer bij de vader wonen. Zij voelt zich niet goed op [instelling] . Haar veiligheid wordt in een gesloten setting onvoldoende gewaarborgd en haar problematiek zal hier verergeren. Zij wijst erop dat de problemen pas echt zijn begonnen toen zij in een instelling terecht kwam, destijds in een open setting. Vanaf dat moment ging alles alleen maar slechter. [minderjarige] wil heel graag bij haar vader wonen. Zij heeft een goede band met hem en hij kan voor haar zorgen. Hij heeft zijn leven erop ingericht om de zorg op zich te nemen. Het is daarom in het belang van [minderjarige] om bij haar vader te gaan wonen. Deze optie is het minst schadelijk voor haar ontwikkeling. De vader is een stabiele factor in het leven van [minderjarige] en de hulpverlening kan ook in zijn thuissituatie worden ingezet. Hoewel de vader en de moeder onvoldoende in staat zijn om op een passende manier met elkaar te communiceren, voeren zij geen strijd met elkaar en willen alles op alles zetten in het belang van [minderjarige] . Zij begrijpen heel goed dat zij in haar belang tot een andere onderlinge verstandhouding moeten komen. Door en namens [minderjarige] wordt dan ook afwijzing van het verzoek verzocht.
4.2.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. Het is de wens van [minderjarige] om weer bij de vader te wonen. De moeder heeft er alle vertrouwen in dat de vader haar veiligheid kan waarborgen. Hij is een goede vader. [minderjarige] en haar jongere broer worden niet (meer) belast met de discussies die bestaan tussen de moeder en de vader. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij haar alcoholverslaving ronduit erkent. Zij heeft het daar heel moeilijk mee, omdat zij zich schuldig voelt over de ellende die de verslaving teweeg heeft gebracht. Zij weet ook dat haar verslaving voortkomt uit onderliggende trauma’s. Zij is zich ervan bewust dat hulpverlening noodzakelijk is. Eerder heeft zij een afkickprogramma gevolgd, maar zij heeft een terugval gehad. Zij wil aan zichzelf blijven werken. Zeer binnenkort zal zij hulpverlening van Triora aangaan.
4.3.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzochte. [minderjarige] verblijft al gedurende een langere periode in verschillende instellingen. De hulpverlening die zij krijgt heeft tot op heden onvoldoende voor verbetering gezorgd. De vader heeft het idee dat de maatregelen eerder averechts werken en ervoor zorgen dat het steeds slechter gaat met [minderjarige] . De vader wil graag dat [minderjarige] weer bij hem thuis komt wonen. Dit is ook haar wens. De vader is beschikbaar voor [minderjarige] en wil er voor haar zijn. Ook staat hij open voor de hulpverlening. Het is noodzakelijk dat deze wordt ingezet. Daarbij komt dat de vader de belangrijkste hechtingsfiguur is van [minderjarige] . De frustraties die [minderjarige] de afgelopen tijd geuit heeft, kunnen worden veroorzaakt doordat zij gescheiden is van haar hechtingsfiguur. Dit is dus niet in haar belang. Door en namens de vader wordt dan ook afwijzing van het verzoek verzocht.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter stelt vast dat aan bovenstaande gronden niet is voldaan.
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe het volgende. Op dit moment kenmerkt het leven van [minderjarige] zich door een aaneenschakeling van heftige gebeurtenissen. Deze zijn mede voortgekomen uit een groot onmachtig gevoel waar [minderjarige] last van heeft. [minderjarige] zelf wil heel duidelijk een verbetering van haar situatie. Het is tot op heden echter niet gelukt om die verbetering te bewerkstelligen. Het lukt haar niet altijd om keuzes te maken die in haar belang zijn. De kinderrechter en [minderjarige] hebben hier goed over gesproken voorafgaand aan de zitting. Het is erg belangrijk dat [minderjarige] nadenkt over de vraag welke keuzes in haar belang zijn, omdat ze daarmee het verloop van haar leven bepaalt. [minderjarige] heeft duidelijk wat zij moet doen om te komen tot verbetering. In de huidige omstandigheden – verblijvend in een instelling – lukt het haar niet om trouw te zijn aan wat zij moet en wil doen. Dat de vader en de moeder onvoldoende in staat zijn om op een passende manier met elkaar te communiceren, helpt ook niet. Zij hebben beiden last van de heftige emoties die samenhangen met hun scheiding. De verhoudingen staan daarmee onder grote druk. Daar komt bij dat de alcoholverslaving – een ziekte waaraan de moeder lijdt – en de daarmee gepaard gaande schuldgevoelens, gevoelens van machteloosheid en het maken van verwijten, het nog eens extra gecompliceerd maken. De kinderrechter begrijpt dan ook de invoelbare zorgen die bestaan vanuit de gecertificeerde instelling en kan zich volledig vinden in de motivering van het verzoek.
5.3.
Tegelijkertijd heeft de kinderrechter de wens van [minderjarige] om weer bij de vader te wonen goed gehoord. De vader deelt deze wens. De kinderrechter constateert dat er duidelijk sprake is van veel liefde en hechting tussen de vader en [minderjarige] . Niet voor niets noemt zij hem haar superheld. De kinderrechter overweegt dat een gesloten plaatsing bij uitstek een ultimum remedium is, die pas moet worden aangegrepen als er op geen enkele minder ingrijpende manier voor de minderjarige gezorgd kan worden. In dit geval is de kinderrechter van oordeel dat een gesloten plaatsing een breuk in de hechting van de vader en [minderjarige] betekent. Dit is niet in het belang van [minderjarige] . Hechting is immers één van de meest belangrijke voorwaarden om tot een gezonde ontwikkeling te komen. Het is dan ook belangrijk dat de bestaande hechting tussen de vader en [minderjarige] wordt aangegrepen om een basis te leggen voor vooruitgang. Hierbij weegt de kinderrechter mee dat de gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat er op dit moment geen zicht bestaat op de opvoedvaardigheden van de vader; niet dat deze onvoldoende zouden zijn. De kinderrechter zal [minderjarige] en de vader de kans geven om een plaatsing bij de vader te laten slagen, waarbij onderzocht kan worden of de vader inderdaad in staat is om aan te sluiten bij de opvoedbehoeften van [minderjarige] . Tot slot weegt de kinderrechter bij de beslissing mee dat de verschillende uithuisplaatsingen de afgelopen periode niet tot enige vooruitgang hebben geleid. Juist daarom is van belang om te onderzoeken of een verblijf bij de vader wel voor een positieve verandering kan zorgen.
5.4.
De kinderrechter geeft [minderjarige] mee dat het ongelofelijk belangrijk is dat zij deze kans met beide handen aangrijpt. Zij drukt haar op het hart haar uiterste best te doen om een gesloten plaatsing in de toekomst te voorkomen. Indien de zorgen rondom [minderjarige] zullen toenemen, kan de gecertificeerde instelling namelijk een nieuw verzoek doen om haar gesloten te plaatsen. Zowel van [minderjarige] , als van de vader, als van de moeder wordt veel verantwoordelijkheid gevraagd in de komende tijd.
De moeder zal in het belang van haar levenslange relatie met [minderjarige] zo snel en zo goed mogelijk heel hard moeten gaan werken om haar alcoholverslaving de baas te worden. De kinderrechter heeft gezien en gehoord dat de moeder sterk lijdt onder de ellende die haar verslaving heeft veroorzaakt. De moeder ontkent haar probleem op geen enkele manier en is heel moedig in het tonen van haar kwetsbaarheid. De kinderrechter ziet hierin dat de moeder verantwoordelijkheid draagt en dat is een belangrijke voorwaarde om een verslaving de baas te worden. Die verantwoordelijkheid heeft de moeder ter zitting ook onmiskenbaar onder woorden gebracht.
Van de vader wordt verwacht dat hij [minderjarige] zo stabiel mogelijk opvangt, onderzoekt wat zij nodig heeft, de hulpverlening maximaal zal benutten en de regie door de gecertificeerde instelling volledig respecteert. Daarnaast geldt voor beide ouders dat zij, hoe moeilijk ook, in het reine moeten komen met de scheiding en moeten stoppen met elkaar verwijten te maken, over de alcoholverslaving en meer. Verwijten helpen niet. Een leefbare onderlinge verstandhouding zal [minderjarige] recht doen, haar rust brengen en haar emotionele veiligheid bieden.
Tot slot zal [minderjarige] zelf zich moeten houden aan haar eigen beloftes. Haar problemen zullen niet van de ene op de andere dag verdwijnen, ook niet met het verblijf bij haar vader. Het proces naar volwassenheid vraagt heel veel, zeker met deze bagage. Als [minderjarige] erin slaagt uitvoering te geven aan het gesprek zoals zij dat voorafgaand aan de zitting met de kinderrechter heeft gevoerd, dan is er vertrouwen voor vooruitgang. Alle narigheid zal in dat geval onderdeel zijn van haar ontwikkeling en levenservaring, in plaats van dat die narigheid haar ontwikkeling en toekomst dwarsboomt. De band tussen [minderjarige] en haar vader – haar superheld, zoals zij hem noemt – is heel sterk. De kinderrechter heeft ter zitting gezien en gehoord dat beide ouders erg veel van [minderjarige] houden. De alcoholverslaving van de moeder heeft de band tussen moeder en dochter ernstig onder druk gezet. Er zijn heel veel verdrietige en moeilijke dingen gebeurd. Het is zeer begrijpelijk dat [minderjarige] zich daar intens machteloos en boos over voelt. De kinderrechter geeft [minderjarige] mee om zich, met behoud van eigen grenzen, open te blijven stellen voor haar moeder. Haar moeder zal alles in het werk stellen om te herstellen van haar verslaving, een ziekte, die niets zegt over de liefde die zij voor [minderjarige] voelt.
De kinderrechter zal het verzoek om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Klopper als griffier, en op schrift gesteld op 8 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.