In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, aangeduid als [eisende partij sub 1 c.s.], een vordering ingesteld tegen gedaagde, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot een boetebeding in een koopovereenkomst voor een woning. De koopovereenkomst werd op 4 februari 2022 ondertekend, waarbij de koopprijs € 650.000,- bedroeg. Gedaagde was verplicht om een waarborgsom van 10% van de koopprijs te storten, maar voldeed hier niet aan. Eisers hebben gedaagde bij brief van 7 september 2022 in gebreke gesteld, maar gedaagde heeft geen actie ondernomen. Op 23 januari 2023 hebben eisers de koopovereenkomst ontbonden en vorderen zij nu betaling van de contractuele boete van € 65.000,-, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat eisers recht hebben op de boete. Gedaagde heeft een beroep gedaan op matiging van de boete, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden niet leiden tot een buitensporig resultaat. Gedaagde had de mogelijkheid om het pand te kopen, maar heeft dit niet gedaan, wat heeft geleid tot schade voor eisers. De rechtbank wijst de vordering van eisers tot betaling van de boete toe en oordeelt dat de volledige boete van € 65.000,- moet worden betaald, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van ontbinding van de overeenkomst. Daarnaast worden de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de proceskosten, die gedaagde moet vergoeden.