ECLI:NL:RBDHA:2023:21445
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is ingediend. Eiser betoogde dat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een betrokkene eerst schriftelijk aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog een besluit moet worden genomen, voordat beroep kan worden ingesteld. Eiser heeft aangevoerd dat de beslistermijnen van asielaanvragen, die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken, met negen maanden zijn verlengd door het besluit WBV 2022/22. Eiser betwistte de geldigheid van deze verlenging en stelde dat hij verweerder niet prematuur in gebreke had gesteld.
De rechtbank heeft het standpunt van eiser niet gevolgd en verwezen naar een eerdere uitspraak van 24 maart 2023, waarin werd geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Vw zich voordeed. Hierdoor was de beslistermijn in de zaak van eiser met negen maanden verlengd, wat betekende dat de ingebrekestelling van 16 februari 2023 te vroeg was ingediend. De rechtbank concludeerde dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van niet tijdig beslissen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.