ECLI:NL:RBDHA:2023:21487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.33949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit en voortduren van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 18 september 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak van 27 september 2023 ten grondslag lag. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat er minder dwingende maatregelen mogelijk zijn, zoals een meldplicht. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen andere afdoende maatregelen zijn die minder dwingend zijn dan de inbewaringstelling. Eiser heeft geen documenten overgelegd die zijn stelling van detentieongeschiktheid onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33949
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1993] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 september 2023 (in de zaak NL23.29747) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Daarnaast dient verweerder de duur van de bewaring zo kort mogelijk te houden en dient hij het niet op voorhand te verlengen. Eiser heeft aan verweerder aangegeven zijn volledige medewerking aan de vaststelling van zijn nationaliteit en identiteit te verlenen. Eiser stelt dat het belangrijk is om te evalueren of er minder restrictieve maatregelen kunnen worden toegepast die zowel zijn belangen als die van de autoriteiten kunnen dienen. Tot slot merkt eiser op dat hij detentieongeschikt is en dat er kan volstaan met een lichter middel zoals bijvoorbeeld een meldplicht of een enkelband. Eiser verzoekt om een zorgvuldige afweging van zijn individuele omstandigheden.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Het voortvarendheidsvereiste
6. Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt nog. Verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten met betrekking tot de afgifte van een laissez passer, laatstelijk op 12 oktober 2023. Daarnaast heeft verweerder op 18 oktober 2023 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Lichter middel

7. De rechtbank is, onder verwijzing naar haar eerdere uitspraak van 27 september 2023 (in de zaak NL23.29747), van oordeel dat verweerder zich, gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregel dan de inbewaringstelling doeltreffend kon worden toegepast. Eiser heeft deze motivering niet inhoudelijk betwist. Dit betekent dat het risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken, onverkort aanwezig is. Eiser heeft evenmin omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de bewaring onevenredig bezwarend moet worden geacht. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.

Detentiegeschiktheid

8. De enkele stelling van eiser dat hij detentieongeschikt is maakt dat hij niet in bewaring kan blijven. Deze stelling is niet met documenten onderbouwd en ook verder zijn er geen concrete aanknopingspunten hiervoor in het dossier aanwezig. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Belangenafweging
9. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die – gelet op de duur van deze bewaring – voor de staatssecretaris aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Wat betreft eisers stelling over het verlengen van de maatregel van bewaring overweegt de rechtbank dat verweerder heeft toegelicht dat dit in deze zaak nog niet aan de orde is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ambtshalve toetsing

10. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.