ECLI:NL:RBDHA:2023:21542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
C/09/633943 / FA RK 22-5364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th.W. van Ravenstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en kinderalimentatie in een familierechtelijke procedure met doorverwijzing naar ouderschapsbemiddeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2023 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de zorgregeling en kinderalimentatie voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2016 en 2018. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.B. Peters, heeft een verzoek ingediend voor een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven en heeft tevens verzocht om een kinderalimentatie van € 123,- per kind per maand. De vader, vertegenwoordigd door mr. A. Neermawatie Nandoe, heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders samen het gezag uitoefenen over de kinderen, die bij de moeder wonen. Tijdens de zitting is gebleken dat de ouders moeite hebben om samen afspraken te maken over de zorgregeling. De vader heeft aangegeven dat hij de kinderen vaker en langer bij zich wil hebben, terwijl de moeder bezorgd is over de opvoedstijl van de vader en de impact daarvan op de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om ouderschapsbemiddeling te overwegen en de zorgregeling geleidelijk op te bouwen.

De rechtbank heeft besloten om de zorgregeling in fases uit te voeren, te beginnen met een regeling waarbij de vader de kinderen in de eerste twee maanden op woensdag en zaterdag ziet. Na deze periode zal de regeling worden uitgebreid met overnachtingen. Wat betreft de kinderalimentatie heeft de rechtbank vastgesteld dat de behoefte van de kinderen in 2023 € 522,- bedraagt, maar dat de draagkracht van de vader slechts € 89,- per maand is. Daarom is de kinderalimentatie vastgesteld op € 89,- per kind per maand. De rechtbank heeft de ouders verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan een traject voor ouderschapsbemiddeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-5364
Zaaknummer: C/09/633943
Datum beschikking: 13 maart 2023

Zorgregeling en kinderalimentatie

Beschikking op het op 4 augustus 2022 ingekomen verzoek van:

[moeder] ,

de moeder/vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.B. Peters te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[vader] ,

de vader/man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A. Neermawatie Nandoe te Rijswijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 25 augustus 2022, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • het bericht van 17 januari 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • het bericht van 3 februari 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 13 februari 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de advocaat van de moeder, mr. D.Z. Peters, waarnemend voor mr. J.B. Peters;
- de moeder via een telefonische verbinding;
- de vader met zijn advocaat;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

- De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad tot medio 2022.
- Zij zijn samen de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats] .
-De ouders oefenen samen het gezag uit over de kinderen.
- De kinderen wonen bij de moeder.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
- een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen, waarbij de kinderen bij de vader zijn:
- om de week op zaterdag van 11:00 uur tot 17:00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt;
- en de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld conform productie 3 van het verzoekschrift;
- te bepalen dat de vader aan de moeder dient te voldoen, steeds met vooruitbetaling, een bedrag van € 123,- per maand per kind ten titel van kinderalimentatie, jaarlijks met ingang van 2023 te indexeren conform de wettelijke indexering, zulks met ingang van
1 juli 2022;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht:
- een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen, waarbij de kinderen bij de vader zijn:
- in de even weken:
- op de vrijdag dat hij niet werkt van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 17:00 uur, waarbij hij de kinderen ophaalt uit school en weer terugbrengt bij de moeder;
- op de vrijdag dat hij wel werkt van zaterdagochtend 11:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur, waarbij hij de kinderen haalt en brengt;
- in de oneven weken:
- op woensdagmiddag uit school tot 17:00 uur, waarbij hij de kinderen ophaalt uit school en weer terugbrengt bij de moeder;
- en de vakanties bij helfte worden verdeeld;
- te bepalen dat de vader zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een bedrag van € 11,- per kind per maand, steeds bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Zorgregeling
Op dit moment ziet de vader de kinderen om de week op zaterdag van 11:00 uur tot 17:00 uur. De moeder heeft verzocht bovengenoemde regeling vast te leggen, omdat het de ouders tot nu toe niet lukt om er samen afspraken over te maken. De vader geeft aan dat hij graag zou willen dat de kinderen ook bij hem blijven slapen. Hij heeft twee slaapkamers ingericht voor de kinderen en wil de kinderen vaker en langer bij zich hebben. De vader merkt dat het met name voor [minderjarige 2] lastig is om los te komen van de moeder, omdat zij bijvoorbeeld nog bij moeder in bed slaapt. De moeder vindt een uitbreiding van de huidige zorgregeling niet in het belang van de kinderen. Volgens de moeder verschillen de ouders te veel in opvoedstijl. De vader wordt snel boos op de kinderen en schreeuwt dan ook naar ze. De moeder heeft gezien dat de kinderen tijdens de huidige contactmomenten bang zijn dat de vader weer zo boos wordt. De moeder merkt met name een grote weerstand bij [minderjarige 1] om in de weekenden naar de vader te gaan. De vader geeft aan dat er tijdens de relatie grote geldzorgen waren. Omdat de moeder niet werkte, draaide de vader lange dagen om de rekeningen te blijven betalen. Door de hoge spanningen die dit met zich bracht had de vader in deze tijd een korter lontje en is hij wel eens boos geworden op [minderjarige 1]. Volgens de vader heeft hij de kinderen nooit iets aangedaan en heeft hij zijn kinderen nooit het gevoel gegeven dat zij er niet toe doen. Nu gaat het beter met hem en zijn de spanningen in zijn leven minder.
De rechtbank heeft tijdens de zitting geconstateerd dat het de ouders nog niet lukt om over en weer vertrouwen te hebben in de opvoedvaardigheden van de ander. De moeder is bang dat de vader weer snel boos zal worden op de kinderen en de vader heeft aangegeven dat hij niet echt de kans krijgt met de kinderen te zijn doordat met name [minderjarige 2] nog erg afhankelijk is van de moeder.
De Raad heeft tijdens de zitting geadviseerd te kijken naar de mogelijkheden voor ouderschapsbemiddeling en individuele hulp voor de kinderen. De Raad acht het van belang dat er bijvoorbeeld door middel van het programma ‘words and pictures’ aan de kinderen verteld wordt waar het gedrag van de vader vandaan kwam. Zo kunnen de kinderen het verleden een plekje geven. Daarnaast heeft de Raad geadviseerd de zorgregeling rustig op te bouwen, zodat [minderjarige 2] ook de tijd krijgt om de moeder los te laten.
De rechtbank heeft de ouders in overweging gegeven om deel te nemen aan een ouderschapsbemiddelingstraject, waarmee beide ouders hebben ingestemd. Derhalve zal de rechtbank de ouders in de gelegenheid stellen dit traject te volgen, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per e-mail op 14 februari 2023 verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan een ouderschapsbemiddelingstraject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding. Tijdens de gesprekken van het traject zullen de ouders moeten werken aan het onderlinge vertrouwen. De ouders moeten samen bekijken hoe de kinderen weer met plezier naar de vader kunnen gaan en onbelast contact kunnen hebben met beide ouders.
Ten aanzien van de zorgregeling overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet geen redenen om de zorgregeling niet uit te breiden. Omdat de kinderen wel moeten wennen aan de nieuwe situatie dat zij vaker en langer naar hun vader zullen gaan, zal de rechtbank een opbouw bepalen. Conform het advies van de Raad, zal de rechtbank bepalen dat de vader de kinderen in de eerste twee maanden in de oneven weken iedere woensdag zal ophalen van school en om 17:00 uur zal terugbrengen naar de moeder. In de even weken zullen de kinderen iedere zaterdag naar de vader gaan conform de huidige regeling. Na twee maanden zullen de weekenden worden uitgebreid met één overnachting. Na een periode van zes maanden zal de rechtbank bepalen dat de definitieve zorgregeling zal gelden zoals door de vader is verzocht. Ten aanzien van de vakanties en feestdagen overweegt de rechtbank dat de ouders bij de ouderschapsbemiddeling moeten kijken welke verdeling voor hen het beste werkt, waarbij het uitgangspunt is dat vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld.
Kinderalimentatie
Behoefte van de kinderen
Niet in geschil tussen de ouders is dat de behoefte van de kinderen in 2022 € 505,- in totaal bedraagt. Geïndexeerd naar 2023 is dat een bedrag van € 522,- in totaal en € 266,- per kind.
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst de ingangsdatum bespreken, alvorens over te gaan op de draagkracht van de ouders.
Ingangsdatum
De vrouw heeft verzocht de ingangsdatum te bepalen op 1 juli 2022, omdat de man vanaf dat moment op de hoogte was van het verzoek van de vrouw. De man heeft verweer gevoerd en verzocht de ingangsdatum te bepalen per datum beschikking. De man stelt daartoe dat hij vanaf augustus 2022 een kinderalimentatie betaalt aan de vrouw van € 11,- per kind per maand en naar zijn kunnen heeft bijgedragen in de kosten van de kinderen.
De rechtbank zal aansluiten bij de datum van de beschikking. De man heeft vanaf dat hij op de hoogte was van het verzoek van de vrouw een kinderalimentatie betaald en daarvoor ook een berekening gemaakt. Daarom acht de rechtbank het redelijk dat de man vanaf de datum van de beschikking een door de rechtbank berekende kinderalimentatie gaat betalen.
Draagkracht
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding de ouders dienen bij te dragen in de kosten van de kinderen.
De rechtbank volgt ook in dit opzicht het Rapport alimentatienormen, waaruit volgt dat het eigen aandeel in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht.
Huidig NBI en draagkracht vrouw
Niet in geschil tussen partijen is dat de vrouw op dit moment geen inkomen heeft en een uitkering ontvangt op bijstandsniveau. Conform het rapport Alimentatienormen 2023 zal de rechtbank geen rekening houden met een draagkracht aan de zijde van de vrouw.
Huidig NBI en draagkracht man
Uit de door de man overgelegde salarisstroken blijkt dat hij in 2022 een jaarinkomen had van € 34.677,- inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. De vrouw heeft gesteld dat voor de draagkracht van de man gerekend moet worden met het inkomen zoals vermeld in de salarisstrook van januari 2023, wat zou uitkomen op een jaarsalaris van € 43.397,-. De man heeft deze stelling van de vrouw betwist en aangevoerd dat dit slechts om een eenmalige verhoging gaat, omdat hij in die maand extra werkzaamheden heeft verricht. Deze verhoging is niet van structurele aard.
De rechtbank overweegt dat uit de salarisstroken van januari 2023 blijkt dat de verhoging in het inkomen komt door een ‘operationele toelage’. Deze verhoging lijkt niet structureel van aard. De rechtbank zal daarom bij de berekening van het huidige NBI van de man uitgaan van een inkomen van € 34.677,- bruto per jaar.
Voorts is niet in geschil tussen partijen dat de man aflost op de verschillende schulden van in totaal € 269,- per maand. Beide partijen brengen deze kosten in mindering op de draagkracht van de man. Wel in geschil tussen partijen is of de kosten van de private lease auto van de man moeten worden meegenomen in de berekening. Deze auto heeft een maandlast van € 311,- per maand. Anders dan de vrouw, verzoekt de man deze kosten ook mee te nemen in de berekening van zijn draagkracht. De man is verantwoordelijk voor het halen en brengen van de kinderen en heeft daarvoor zijn auto nodig. Deze ritjes brengen ook aanzienlijke benzinekosten met zich.
De rechtbank overweegt dat in beginsel geen rekening wordt gehouden met de kosten van een private lease auto bij de berekening van de draagkracht ten aanzien van kinderalimentatie. De kosten van een auto worden geacht verdisconteerd te zijn in het draagkrachtloze inkomen. In dit geval ziet de rechtbank toch aanleiding om rekening te houden met een deel van de kosten van de auto. Het is gebruikelijk bij gescheiden ouders dat zij beiden kosten maken voor het halen en brengen van de kinderen. In dit geval is de man daar alleen verantwoordelijk voor en draagt hij ook alleen alle kosten, die gelet op de reisafstand tussen beide woningen niet gering zijn. Daarom zal de rechtbank in redelijkheid rekening houden met een totaalbedrag van € 400,- aan aflossing van de schulden en de kosten voor de auto samen. De rechtbank houdt verder rekening met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Aan de hand van voormelde uitgangspunten becijfert de rechtbank het huidige NBI van de man, volgens de tarieven van 2023-I op een bedrag van € 2.431,- per maand. De rechtbank verwijst hierbij naar de aan de beschikking gehechte berekening. De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule € 89,- per maand.
Zorgkorting
De vrouw heeft verzocht rekening te houden met een draagkracht van 15% en de man met 25%. Omdat partijen tijdens de ouderschapsbemiddeling moeten toewerken naar een uitgebreide regeling, waarbij de definitieve regeling zal gelden zoals door de man verzocht, zal de rechtbank de zorgkorting op 25% bepalen.
Conclusie
De totale draagkracht van partijen bedraagt € 89,-. De gezamenlijke draagkracht is dus lager dan de behoefte van de kinderen van € 522,- per maand. Hierdoor ontstaat er een tekort aan draagkracht van (522 - 89 =) € 433,- per maand. Omdat het tekort (433) twee keer zo groot is als de zorgkorting (130,50), kan de man zijn zorgkorting niet verzilveren. Dit betekent dat de man zijn maximale draagkracht moeten aanwenden om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Daarom zal de rechtbank de kinderalimentatie vaststellen op een bedrag van
€ 89,- per maand.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten zoals gebruikelijk compenseren, als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de volgende opbouwende zorgregeling zal gelden voor de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te Zoetermeer, en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te Zoetermeer, inhoudende dat de vader de kinderen zal zien:
-
in de eerste twee maanden na deze beschikking:
- in de oneven weken iedere woensdag uit school tot 17:00 uur, waarbij de vader de kinderen van school zal ophalen en weer terug zal brengen bij de moeder;
- in de even weken iedere zaterdag van 11:00 uur tot 17:00 uur, waarbij de vader kinderen zal ophalen en weer zal terugbrengen bij de moeder;
-
de twee maanden daaropvolgend:
- in de oneven weken iedere woensdag uit school tot 17:00 uur, waarbij de vader de kinderen van school zal ophalen en weer terug zal brengen bij de moeder;
- in de even weken iedere zaterdag van 11:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur, waarbij de vader kinderen zal ophalen en weer zal terugbrengen bij de moeder;
-
na deze opbouw:
- -
in de even weken:
- op de vrijdag waarop de vader niet werkt van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 17:00 uur, waarbij de vader de kinderen ophaalt uit school en weer terugbrengt bij de moeder;
- op de vrijdag waarop hij wel werkt van zaterdagochtend 11:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur, waarbij de vader de kinderen haalt en brengt;
- -
in de oneven weken:
- op woensdagmiddag uit school tot 17:00 uur, waarbij hij de kinderen ophaalt uit school en weer terugbrengt bij de moeder;
- waarbij de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;
bepaalt de door de man met ingang van heden te betalen kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen op € 89,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
stelt vast dat partijen, te weten:
[vader]
(de vader)
wonende te Rotterdam,
en
[moeder]
(de moeder)
wonende te Zoetermeer,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschap Blijft voor ouderschapsbemiddeling, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.Th.W. van Ravenstein, rechter, in tegenwoordigheid van mr. V.K.M. Hanssen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2023.