ECLI:NL:RBDHA:2023:21631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
C/09/636085 / FA RK 22-6593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen, inclusief zorgregeling en alimentatie

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen een man en een vrouw, die samen een minderjarig kind hebben. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Minkes, verzocht om ontbinding van het partnerschap en stelde verschillende nevenvoorzieningen voor, waaronder de hoofdverblijfplaats van hun kind en alimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van Venetiën, voerde verweer en deed zelfstandig verzoeken tot ontbinding en nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het partnerschap duurzaam is ontwricht en heeft de hoofdverblijfplaats van het kind bij de man bepaald, met een zorgregeling waarbij het kind twee dagen per week bij de vrouw verblijft. Tevens is overeengekomen dat de vrouw kinderalimentatie van € 150,- per maand aan de man zal betalen. De rechtbank heeft richtlijnen gegeven voor de evaluatie van de zorgregeling en de verdere afwikkeling van de partnerschapsvoorwaarden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de ontbinding van het partnerschap, die is uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-6593 (ontbinding geregistreerd partnerschap)
FA RK 23-1421 (afwikkeling partnerschapsvoorwaarden)
Zaaknummer: C/09/636085 (ontbinding geregistreerd partnerschap)
C/09/643437 (afwikkeling partnerschapsvoorwaarden)
Datum beschikking: 14 september 2023

Ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 27 september 2022 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P. Minkes te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alpen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het bericht van 19 oktober 2022 van de zijde van de man;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
- het verweer tegen de zelfstandige verzoeken, tevens houdende aanvullende verzoeken;
- het bericht van 19 juli 2023, met bijlagen, van de zijde van de man.
- het bericht van 7 augustus 2023, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het bericht van 16 augustus 2023, met als bijlage de pleitnota, van de zijde van de vrouw.
Op 17 augustus 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de man met zijn advocaat;
- de vrouw met haar advocaat;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

- De man en de vrouw zijn op [datum] 2018 te [plaatsnaam] een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan. Bij notariële akte van 14 december 2018 hebben zij partnerschapsvoorwaarden laten opmaken.
- Zij zijn samen de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [plaatsnaam] .
- [minderjarige] verblijft op dit moment bij de man.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
Verzoek en verweer
Het verzoek, strekt tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de man;
- vaststelling van een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vrouw;
- vaststelling van een door de vrouw aan de man te betalen kinderalimentatie van € 284,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang per datum indiening verzoek;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de vrouw, zelfstandig verzocht om het geregistreerd partnerschap te ontbinden, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van een zorgregeling tussen [minderjarige] en de vrouw;
- ( naar de rechtbank begrijpt) vaststelling van en door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 267,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 331,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang per datum indiening verzoek;
- vaststelling van de verdeling van de tussen partijen bestaande eenvoudige gemeenschappen conform hetgeen de vrouw heeft verzocht in het lichaam van het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
- verklaring voor recht, dan wel vaststelling, dan wel bepaling, dat de vrouw jegens de man een (vergoedings)vordering heeft van € 77.203,- inclusief de contractuele rente tot en met de datum van indiening van het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, alsmede de man te veroordelen tot betaling van deze geldsom, te vermeerderen met de contractuele rente van 2% per jaar met ingang van de eerste datum volgend op de datum van indiending van het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, tot de datum van algehele voldoening;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Ontbinding geregistreerd partnerschap
Ontvankelijkheid
Door de man en de vrouw is geen ondertekend ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap, heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Indien het ouderschapsplan, bedoeld in het tweede lid, redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter (artikel 815, zesde lid, Rv).
Inhoudelijk
Beide partijen hebben gesteld dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht, zodat de over en weer gedane verzoeken tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats
De man heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen. De vrouw heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij daarmee kan instemmen. De rechtbank zal daarom de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de man bepalen.
Zorgregeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen een turbulente periode achter de rug hebben. Vanaf het moment dat de vrouw de woning heeft verlaten is er altijd contact geweest tussen de vrouw en [minderjarige] , maar dat contact is onregelmatig verlopen. De man maakt zich zorgen over het drugsgebruik en de mentale gezondheid van de vrouw. Door verschillende incidenten in het verleden is er bij de man wantrouwen ontstaan richting de vrouw. Vanwege deze zorgen is het JGT betrokken geraakt in september 2022. Partijen staan inmiddels ook op de wachtlijst voor een ouderschapsbemiddelingstraject bij Cardea. [minderjarige] vroeg tijdens de contactmomenten met zijn moeder veel naar zijn vader en een tijd lang heeft het contact alleen op een dagdeel op de zondag plaatsgevonden. Sinds een aantal weken is het contact uitgebreid en verblijft [minderjarige] twee dagen per week bij de moeder, zonder overnachtingen.
De man heeft tijdens de zitting toegelicht behoefte te hebben aan duidelijkheid ten aanzien van de zorgregeling. Enerzijds vindt de man het prettig dat er via het CJG zicht is op de situatie bij de vrouw thuis, maar anderzijds ervaart de man dat het CJG dingen niet adequaat oppakt, waardoor partijen al lang in een hulpverleningstraject zitten en er nog niet veel verbetering is gekomen in de situatie. Voor de man zou het helpend zijn als de vrouw drugstesten zal afnemen, zodat het vertrouwen bij de man weer kan groeien. De man wil dat de rechtbank een duidelijke regeling vastlegt, waarbij op den duur kan worden toegewerkt naar een weekendregeling, waarbij [minderjarige] de vrouw om het weekend ziet.
Door de vrouw is tijdens de zitting aangegeven dat zij de hulp vanuit het CJG fijn vindt en nog steeds zoekende is in haar eigen draagkracht ten aanzien van de zorg voor [minderjarige] . Tegelijkertijd vindt zij het moeilijk dat zij haar zoon niet vaker en langer kan zien. Zij merkt de laatste tijd veel verbetering en [minderjarige] vraagt tijdens de contactmomenten minder naar zijn vader. Tijdens de zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij kan instemmen met het afnemen van drugstesten. Zij zal zich daarvoor tot een huisarts wenden. De vrouw wenst dat de verdere opbouw van de zorgregeling wordt overgelaten aan het CJG en wil op den duur toewerken naar een co-ouderschapsregeling.
De rechtbank is het met de man eens dat partijen gebaat zijn bij duidelijkheid over de zorgregeling, maar acht het ook niet wenselijk om nu al een definitieve zorgregeling vast te stellen. Partijen zitten weliswaar een jaar in dit hulpverleningstraject, maar er worden nog steeds stappen gezet en de zorgregeling is zojuist ook uitgebreid. Omdat het onduidelijk is wat de toekomst zal brengen en de ouders bovendien nog moeten werken aan het onderlinge vertrouwen, heeft de rechtbank tijdens de zitting aan partijen toegezegd om in deze beschikking richtlijnen mee te geven. Om enerzijds duidelijkheid te scheppen over de zorgregeling en anderzijds mogelijkheden te geven tot uitbreiding, zal de rechtbank bepalen dat partijen, samen met het JGT, iedere drie maanden zullen evalueren hoe de zorgregeling verloopt en of er een uitbreiding kan komen. Omdat zojuist een uitbreiding van de zorgregeling heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank de regeling zoals deze nu wordt uitgevoerd vastleggen als voorlopige regeling. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de volgende evaluatie in oktober 2023 zal plaatsvinden. Tijdens dat gesprek kunnen de ouders ook nadenken over de schoolgang van [minderjarige] en de zorgregeling met de vrouw daarop aanpassen. Indien de in oktober 2023 te wijzigen omgangsregeling goed verloopt en [minderjarige] gewend is aan zijn school, kunnen partijen in januari 2024 bezien of uitgebreid kan worden naar een overnachting bij de vrouw. Het tempo van [minderjarige] en de draagkracht van de moeder dienen daarbij leidend te zijn. Nu het JGT, en wellicht later Cardea, nauw betrokken is bij het gezin acht de rechtbank het van belang dat een verdere uitbreiding onder regie en begeleiding van het JGT, dan wel Cardea, zal vallen.
Kinderalimentatie
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat de vrouw aan de man zal betalen een kinderalimentatie van € 150,- per maand. De rechtbank zal deze overeenstemming opnemen in het dictum van deze beschikking.
Partneralimentatie
De vrouw heeft haar verzoek om partneralimentatie tijdens de zitting ingetrokken, zodat de rechtbank daarover geen beslissing meer hoeft te nemen.
Afwikkeling van het partnerschapsvermogen
Bij notariële akte van 14 december 2018 hebben partijen partnerschapsvoorwaarden laten opmaken. Zij hebben in artikel 1 van de partnerschapsvoorwaarden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten.
Partijen hebben ter zitting afspraken gemaakt over de afwikkeling van de partnerschapsvoorwaarden en verzocht in lijn met deze overeenstemming te beslissen. De rechtbank zal gelet hierop beslissen als na te melden.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt uit de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen, aangegaan op
[datum] 2018 te [plaatsnaam] ;
bepaalt dat de minderjarige, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [plaatsnaam] , de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man;
bepaalt dat [minderjarige] voorlopig bij de vrouw zal zijn gedurende twee dagen per week van 7.30 uur tot 17.00 uur;
bepaalt dat partijen iedere drie maanden samen met het JGT, dan wel Cardea, de zorgregeling evalueren, waarbij zal gelden dat dat verdere uitbereiding van de zorgregeling zal plaatsvinden onder regie en begeleiding van het JGT;
bepaalt dat de vrouw aan de man, met ingang van heden een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] van € 150,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt uit hoofde van de afwikkeling van de partnerschapsvoorwaarden:
- bepaalt dat partijen de gezamenlijke inboedelgoederen in onderling overleg zullen verdelen;
- de man aan de vrouw een bedrag dient te voldoen van € 27.250,-, te vermeerderen met de in artikel 12 van de partnerschapsvoorwaarden genoemde rente, met dien verstande dat de man na 1 januari 2023 geen rente is verschuldigd aan de vrouw en bepaalt dat de man dit volledige bedrag binnen veertien dagen na de datum van de beschikking aan de vrouw dient te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap – uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. V.K.M. Hanssen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
14 september 2023.