ECLI:NL:RBDHA:2023:21653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL23.34442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel van bewaring van een Marokkaanse asielzoeker in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd aan een Marokkaanse asielzoeker. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 31 oktober 2023, op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 november 2023 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres gehoord, waaronder dat zij op 27 oktober 2023 een asielaanvraag heeft ingediend en dat de bewaringsmaatregel onrechtmatig was omdat zij niet aan het toezicht had onttrokken.

De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van eiseres de Staatssecretaris er niet van hoeft te weerhouden om een bewaringsmaatregel op te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende gronden zijn om de maatregel te kunnen dragen, en dat deze gronden niet feitelijk onjuist zijn. Eiseres heeft meerdere keren aangegeven niet mee te zullen werken aan haar uitzetting, wat ook een belangrijke factor is in de beslissing van de rechtbank.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te concluderen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest tot het moment van het sluiten van het onderzoek. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B.A. Palm),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Biada. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1962.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag.
3. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met haar aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over haar identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiseres voert aan dat de oplegging van de bewaringsmaatregel onrechtmatig was. Zij heeft op 27 oktober 2023 per post een asielaanvraag ingediend, ter onderbouwing waarvan zij een verzendbewijs heeft overgelegd. Omdat zij hier geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen, heeft zij tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaringsmaatregel nogmaals te kennen gegeven een asielaanvraag te willen doen. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat, gelet op de asielaanvraag van 27 oktober 2023, verweerder haar niet in bewaring mocht stellen. Ze was niet met onbekende bestemming vertrokken en had zich daarom niet aan het toezicht onttrokken. Verder werkt verweerder onvoldoende voortvarend, nu eiseres pas op 9 november 2023 is gehoord over haar asielmotieven en er nog steeds niet is beslist op de aanvraag. Het subsidiaire standpunt van eiseres is dat verweerder beter had moeten motiveren waarom een bewaringsmaatregel noodzakelijk was. Gelet op de asielaanvraag, het feit dat eiseres zich niet aan het toezicht had onttrokken en haar medische problematiek had verweerder moeten volstaan met een lichter middel.
5. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat aangenomen mag worden dat het verzendbewijs van 27 oktober 2023 betrekking heeft op een ingediende asielaanvraag, zoals op 30 oktober 2023 in het systeem geregistreerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat een asielaanvraag verweerder er niet van hoeft te weerhouden een bewaringsmaatregel op te leggen. Er zijn voldoende gronden aan de maatregel ten grondslag gelegd om de maatregel te kunnen dragen, waarvan niet is gebleken dat deze feitelijk onjuist zijn. Bovendien heeft eiseres meerdere keren aangegeven niet mee te zullen werken aan haar uitzetting. Dat een asielaanvraag altijd in de weg staat aan het opleggen van een bewaringsmaatregel volgt de rechtbank niet en de rechtbank verwijst hierbij naar de grondslag van de maatregel die specifiek ziet op de situatie dat een vreemdeling gedurende de asielprocedure in bewaring kan worden gesteld.
6. Het standpunt van eiseres dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk gaat volgt de rechtbank niet. Eiseres is op 9 november 2023 gehoord over haar asielaanvraag en verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat er nog een nader gehoor zal volgen voordat er een voornemen komt. Uit deze gang van zaken kan de rechtbank enkel concluderen dat verweerder de asielaanvraag uitvoerig behandelt en dat verweerder hierbij voldoende voortvarendheid betracht.
7. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden geen lichter middel heeft toegepast. Verweerder heeft uitvoerig gemotiveerd dat de medische klachten van eiseres hiertoe geen aanleiding geven, omdat zij in het detentiecentrum dezelfde medische zorg kan krijgen als in de vrije maatschappij. De maatregel is dan ook niet onevenredig bezwarend. Verder heeft verweerder terecht aangevoerd dat eiseres eerder op een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) heeft verbleven, maar dat er niet toe heeft geleid dat zij heeft meegewerkt aan haar vertrek.
8. Ten slotte overweegt de rechtbank dat zij, ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij is gehouden [1] , niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
9. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. M.B.J. Schreijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 21 november 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:858).