ECLI:NL:RBDHA:2023:21686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
NL22.3372
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.I. Terborg - Wijnaldum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van mvv-aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid en de beoordeling van beschermwaardig gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een 88-jarige Zuid-Afrikaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar dochter, referente, in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen omdat verweerder van mening was dat er geen beschermwaardig gezinsleven bestond tussen eiseres en referente. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake was van een beschermwaardig gezinsleven. Eiseres woont al meer dan twee jaar bij referente en heeft medische zorg nodig, wat haar afhankelijkheid van referente vergroot. De rechtbank wees erop dat de leeftijd en de gezondheidstoestand van eiseres, evenals de zorg die zij van referente ontvangt, belangrijke factoren zijn die in de beoordeling moeten worden meegenomen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiseres opnieuw moeten worden afgewogen. Tevens werd het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, en eiseres kreeg een vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.8927 (beroep)
NL22.3372 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de (voorzieningen)rechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres], eiseres/verzoekster, hierna: eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Bij besluit van 2 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van een mvv [1] voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 7 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het dit besluiteroep ingesteld. Ook heeft zij verzocht om een voorlopige voorziening.
Op 14 september 2023 (gezamenlijk met het besluit van 7 maart 2023 te noemen het bestreden besluit) heeft verweerder nog een aanvullend besluit genomen, hierin heeft verweerder ook de door eiseres in beroep overgelegde stukken meegenomen.
Op grond van artikel 6:19 van de Awb [2] richt dit beroep zich zowel tegen het besluit van 7 maart 2023 als het besluit van 14 september 2023.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep en het verzoek om de voorlopige voorziening zijn op 6 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Verder waren nog aanwezig: de dochter van eiseres (referente), de schoonzoon van eiseres en een vriend.

Beoordeling door de rechtbank

De aanvraag van eiseres
1. Eiseres is geboren op [datum] 1934 en heeft de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. Eiseres heeft een aanvraag ingediend omdat zij wenst te blijven wonen bij referente, haar schoonzoon en haar kleinkind in Nederland waar zij sinds 26 augustus 2021 verblijft. Eiseres heeft hiervoor altijd in Zuid-Afrika gewoond. Alleen voor familiebezoek kwam eiseres meermaals naar Nederland. Eiseres had een echtgenoot, die is in 2011 overleden. Met hem had eiseres vier kinderen. Twee van de kinderen zijn ook overleden, in 2014 is de zoon van eiseres overleden en in 2019 haar dochter. Eén dochter van eiseres woont in Zuid-Afrika. De andere dochter van eiseres (referente) is in 1995 in Nederland komen wonen vanwege haar studie, zij is hier gebleven, is getrouwd en heeft een kind. Eiseres stelt dat het vanwege de mantelzorg die zij van referente ontvangt, noodzakelijk is om bij haar in Nederland te blijven wonen.
De afwijzing door verweerder
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. De reden hiervoor is dat er volgens verweerder geen beschermwaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM [3] bestaat tussen eiseres en referente of het kind van referente. Verweerder stelt zich in dit kader op het standpunt dat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiseres. Hierbij betrekt verweerder onder meer de financiële afhankelijkheid, de medische afhankelijkheid en de banden van eiseres met Nederland en met Zuid-Afrika. Voor de beoordeling van de aanvraag heeft verweerder een advies opgevraagd bij het BMA. [4] Uit dit advies blijkt dat bij het uitblijven van een behandeling bij eiseres een medische noodsituatie te verwachten valt, maar dat in het land van herkomst de benodigde behandeling aanwezig is. Volgens verweerder is niet aangetoond dat er geen zorg voor eiseres toegankelijk is in Zuid-Afrika. Verder is niet gebleken dat er geen zorginstellingen zijn waar eiseres terecht kan. Ook is niet gebleken dat eiseres voor mantelzorg geen beroep kan doen op haar sociaal netwerk.
2.1
Bovendien stelt verweerder zich op het standpunt dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan de belangen van eiseres. Hiertoe heeft verweerder in het nadeel van eiseres onder meer meegewogen dat er volgens verweerder geen beschermwaardig gezinsleven bestaat tussen eiseres en referente, het economisch belang van de Nederlandse staat, het gegeven dat er volgens verweerder geen objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven in Zuid-Afrika uit te oefenen, de sterkte banden van eiseres met Zuid-Afrika en het ontbreken van sterke banden van eiseres met Nederland.
2.2
Vanwege de medische situatie van eiseres is zij wel vrijgesteld van het mvv-vereiste. [5]
2.3
Verweerder heeft in een aanvullend besluit nog gemotiveerd dat er geen uitstel van vertrek zal worden verleend.
Waar gaat het geschil over?
3. Eiseres is het niet eens met deze afwijzing. Niet in geschil is dat eiseres is vrijgesteld van het mvv-vereiste. Het geschil gaat echter over de vraag of tussen eiseres en referente beschermwaardig gezinsleven bestaat. In dit kader voert eiseres primair aan dat zij ‘meer dan gebruikelijk’ afhankelijk is van referente. Subsidiair voert zij aan dat deze zorg niet door dan wel zorginstellingen, dan wel haar sociaal netwerk in Zuid-Afrika, kan worden overgenomen. Bovendien is in geschil of verweerder na een afweging van alle belangen tot de conclusie heeft kunnen komen dat het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan het belang van eiseres.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van haar beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiseres overgelegde formulier heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom definitief toegewezen.
5. Uit de jurisprudentie van het EHRM [6] volgt dat bij relaties tussen meerderjarige kinderen en hun ouder(s) voor het aannemen van beschermwaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM sprake dient te zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid (“additional elements of dependency”). [7] De vraag of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid is een vraag van feitelijke aard en de beantwoording van die vraag is afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Voor de beoordeling daarvan kunnen volgens het EHRM de volgende aspecten relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële betrokkenheid, de mate van emotionele afhankelijkheid en de gezondheid van betrokkene. Deze elementen moeten in onderlinge samenhang worden bezien. Verder volgt uit vaste jurisprudentie [8] dat verweerder hierbij zwaarwegend maar niet doorslaggevend gewicht mag toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit concrete geval niet voldoende heeft gemotiveerd dat er tussen eiseres en referente geen sprake is van beschermwaardig gezinsleven. Verweerder heeft onvoldoende deugdelijk gemotiveerd hoe hij, alle omstandigheden tezamen meegewogen, tot dit oordeel heeft kunnen komen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
6.2
Eiseres is van zeer hoge leeftijd, ten tijde van het bestreden besluit was zij 88 jaar. Niet in geschil is dat eiseres in haar laatste levensfase zit, lijdt aan Alzheimer en dat zij al ruim twee jaar bij referente woont. Uit de overgelegde verklaring van huisarts [naam 1] van 19 augustus 2022 blijkt dat eiseres volledig wordt verzorgd door referente en haar echtgenoot, en dat zij gebaat is bij de vaste structuur die zij eiseres kunnen bieden. Verder volgt uit de overgelegde verklaring van huisarts dr. [naam 2] van 18 februari 2022 ook dat eiseres zorg nodig heeft van haar naasten, idealiter familieleden, bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen. In dit kader benadrukt de rechtbank dat verweerder mee mag wegen of de afhankelijkheid tussen eiseres en referente exclusief is, maar dat dit geen doorslaggevende factor mag zijn. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende in de besluitvorming betrokken.
6.3
Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd dat de zorg voor eiseres kan worden overgenomen door zorginstellingen in Zuid-Afrika. Verweerder gaat er hier naar het oordeel van de rechtbank aan voorbij dat eiseres met meerdere offertes van verzorgingstehuizen en bankafschriften, zich heeft ingespannen om aan te tonen dat zij de zorg in verzorgingshuis niet kan betalen. Dat de zorg in verzorgingshuizen in Zuid-Afrika zeer duur en slecht toegankelijk is, heeft eiseres in beroep nog onderbouwd met het artikel ‘South Africa: older people lack basic care, support’, van Human Right Watch van 27 juni 2023. De stelling van verweerder dat dit artikel gaat over de algemene situatie en niet specifiek over eiseres, maakt niet dat verweerder de inhoud van het artikel in het geheel niet bij de beoordeling hoeft te betrekken. Ook de stelling van verweerder dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar dochters haar financieel niet kunnen ondersteunen kan de rechtbank niet volgen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres zich heeft ingespannen om aannemelijk te maken dat haar dochters niet over voldoende middelen beschikken, door het overleggen van bankafschriften. Tevens heeft zij door de overgelegde offertes en het artikel van Human Right Watch aannemelijk gemaakt hoe hoog de kosten van professionele zorg in Zuid-Afrika zijn. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet inzichtelijk gemaakt hoe hij dit in het bestreden besluit heeft betrokken.
6.4
Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd dat het voor eiseres mogelijk is om mantelzorg te verkrijgen vanuit haar sociaal netwerk in Zuid-Afrika. Niet in geschil is dat de echtgenoot van eiseres, haar zoon en haar oudste dochter, allen zijn overleden. In Zuid-Afrika woont nog enkel een dochter van eiseres en een broer en zus. Eiseres stelt dat deze allen zorgbehoevend zijn. De broer en zus van eisers vanwege hun hoge leeftijd en de dochter van eiseres vanwege haar medische situatie. Uit een door eiseres overgelegd stuk van dr. [naam 3] van 24 oktober 2022, blijkt dat zij borst- en eierstokkanker heeft. Verder is niet betwist dat zij in Kaapstad woont, wat zo’n 1900 kilometer van Durban (de laatste woonplaats van eiseres) verwijderd is. De stelling van verweerder dat ten tijde van het bestreden besluit niet is gebleken wat de medische situatie van de dochter van eisers op dat moment was, volgt de rechtbank niet. Het bestreden besluit dateert namelijk van slechts een aantal maanden na het overgelegde medische stuk. Verweerder had dit daarom naar het oordeel van de rechtbank in de besluitvorming dienen te betrekken nu eiseres zich op het standpunt heeft gesteld dat de dochter in Zuid-Afrika mede vanwege haar medische situatie geen mantelzorg aan haar moeder kan verlenen.
7. Nu de rechtbank gelet op het voorgaande heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een beschermwaardig gezinsleven tussen referente en eiseres, zal verweerder reeds daarom een nieuw besluit moeten nemen. Dit betekent dat verweerder ook opnieuw een belangenafweging moet maken indien verweerder tot de conclusie komt dat er wel sprake is van een beschermingswaardig gezinsleven. Daarom komt de rechtbank voor nu niet toe aan het beoordelen van de beroepsgronden die zien op de gemaakte belangenafweging.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9. Verweerder dient opnieuw te beslissen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak en zal dit moeten doen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist. Er is daarom geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres van verweerder ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 2.511,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 1).Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.674,-.
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg - Wijnaldum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. I.F. Moison, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging voor voorlopig verblijf
2.Algemene wet bestuursrecht
3.Het Europees Verdrag van de rechten van de Mens.
4.Bureau Medische Advisering.
5.Op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 en paragraaf B1/4.1. van de Vc 2000.
6.Voluit: Europees Hof voor de rechten van de Mens.
7.Onder meer: A.W. Khan tegen Verenigd Koninkrijk, 12 juni 2010 (zaaknummer 47486/06) en Kopf en Liberda tegen Oostenrijk, 17 april 2012 (zaaknummer 1598/06).
8.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 april 2019, met zaaknummer ECLI:NL:RVS:2019:1003.