ECLI:NL:RBDHA:2023:2169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL23.637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel en inreisverbod na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 4 januari 2023 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens was aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd, met de verplichting om Nederland onmiddellijk te verlaten, en een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting op 2 februari 2023, terwijl de gemachtigde van eiser had aangegeven dat hij geen contact meer had kunnen krijgen met eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is tussen eiser en zijn gemachtigde. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Hierdoor heeft eiser geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, wat heeft geleid tot de verklaring van niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. R.W. Craanen. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.637
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom – van Berckel).

ProcesverloopBij besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.Daarnaast heeft verweerder eiser een terugkeerbesluit opgelegd met de verplichting om Nederland onmiddellijk te verlaten. Ook heeft verweerder eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL23.637) ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren, met voorafgaand bericht van verhindering, niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft op 31 januari 2023 medegedeeld dat eiser op 18 januari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Ter ondersteuning hiervan heeft verweerder een kopie van een e-mail overgelegd van het COA. [2] Bij bericht van 1 februari 2023 heeft de gemachtigde van eiser bevestigd dat hij geen contact meer heeft kunnen krijgen met eiser en dat hij daarom niet ter zitting zal verschijnen.
3. Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland, nu hij op 2 februari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Eiser heeft daarom geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep, zodat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. [3]
4. Ten aanzien van het inreisverbod spelen andere belangen. Maar ook ten aanzien daarvan heeft de hoogste bestuursrechter geoordeeld dat sprake moet zijn van contact met de gemachtigde om te spreken van procesbelang. [4] Nu van dergelijk contact niet is gebleken tussen eiser en zijn gemachtigde is het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, niet-ontvankelijk.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2023 door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. R.W. Craanen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:584, r.o. 2.1.