Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1989. Voordat de oorlog met Oekraïne begon is eiser naar Nederland gekomen om zijn moeder te bezoeken. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer vervolgd zal worden omdat hij in 2008 of 2009, hij studeerde destijds in Nederland, geen gehoor heeft gegeven aan een oproep om de militaire dienstplicht te vervullen en/of dat hij deze alsnog zal moeten vervullen vanwege de mobilisatie in het kader van de oorlog tegen Oekraïne. Ook vreest eiser bij terugkeer problemen te krijgen vanwege zijn half Oekraïense etniciteit en zijn politieke mening over de oorlog. Eiser is namelijk tegen de oorlog tussen Rusland en de Oekraïne.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- oproep militaire dienstplicht.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig gevonden. Dat eiser geen gehoor heeft gegeven aan een oproep in 2008 of 2009 om de militaire dienstplicht te vervullen is niet geloofwaardig gevonden door verweerder. Eiser heeft de oproep niet onderbouwd. Op basis van de geloofwaardig gevonden elementen is eiser geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdragen kan een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRMniet worden aangenomen. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij gegronde vrees heeft om strafrechtelijk vervolgd te worden voor dienstweigering of dat hij problemen zal krijgen vanwege zijn half Oekraïense etniciteit bij terugkeer. Eiser heeft ook geen gegronde vrees voor de mobilisatie.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiser geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om zijn militaire dienstplicht te vervullen. Verweerder had in dat kader niet mogen tegenwerpen dat eiser meerdere keren Rusland in- en uit is gereisd omdat deze reizen voor de oorlog met Oekraïne plaatsvonden. Van een grootscheepse mobilisatie was toen nog geen sprake. Verder heeft verweerder niet mogen stellen dat eiser geen aannemelijke vrees heeft om bij terugkeer strafrechtelijk vervolgd te worden voor het niet vervullen van de militaire dienstplicht en/of om opgeroepen te worden in het kader van de mobilisatie. Uit verschillende gezaghebbende openbare bronnen blijkt dat de mobilisatie nog niet is afgerond. Bovendien blijkt uit een uitspraak van een Franse rechtbankdat dienstplichtweigeraars strafrechtelijk vervolgd worden, dat de straffen recent zijn verzwaard, dat het niet mogelijk is om een alternatieve dienstplicht te vervullen en dat een Russisch burger die wordt opgeroepen voor dienstplicht hoogstwaarschijnlijk zal bijdragen aan mensenrechtenschendingen. Verweerder heeft bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de vrees ook ten onrechte niet betrokken dat het risico bestaat dat eiser in het geval van mobilisatie zal moeten strijden tegen zijn eigen familie en bevolkingsgroep. Eiser is immers half Oekraïens. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat eiser geen aannemelijke vrees heeft om vervolgd te worden vanwege zijn politieke overtuiging. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij niets met de oorlog te maken wil hebben, dat hij het niet eens is met de Russische regering en dat hij de oorlog niet wil steunen. Daar komt bij dat eiser door toedoen van verweerder in de negatieve belangstelling zal komen te staan van de Russische autoriteiten omdat verweerder hem niet in staat heeft gesteld om zijn paspoort tijdig te verlengen. Eiser zal bij zijn aanvraag om een nieuw paspoort namelijk een verklaring moeten geven voor het verlopen van zijn paspoort. Hierbij zal duidelijk worden dat eiser asiel heeft aangevraagd in Nederland en dat hij zich dus negatief heeft uitgelaten over de Russische autoriteiten. Bovendien zullen de autoriteiten er dan achter komen dat eiser zijn dienstplicht niet heeft vervuld. Verder heeft verweerder de aanvraag niet kennelijk ongegrond mogen verklaren omdat eiser een gegronde reden had om niet eerder asiel aan te vragen. Eiser dacht dat de oorlog slechts een tijdelijke situatie zou opleveren en dat hij na de oorlog weer gewoon terug kon naar Rusland. Zodra duidelijk was dat de oorlog langer ging duren, heeft eiser zo snel mogelijk alsnog zijn asielaanvraag ingediend. Tot slot heeft eiser in de zienswijze gronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit en dus ook tegen inreisverbod. Het inreisverbod is in strijd met artikel 8 van het EVRM door verweerder opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Oproep militaire dienstplicht
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is dat eiser in 2008 of 2009 is opgeroepen om militaire dienstplicht te vervullen en dat hij deze destijds niet heeft vervuld. Verweerder heeft in dat kader mogen tegenwerpen dat eiser geen enkel document ter onderbouwing van zijn oproep heeft overgelegd en dat hij heeft verklaard dat hij Rusland zonder problemen meerdere keren in- en uit is gereisd en dat hij daarbij nooit is benaderd door de Russische autoriteiten. Eisers niet onderbouwde stelling dat de Russische autoriteiten voor de oorlog minder belang hechtten aan het vervullen van de dienstplicht, en dat hij daarom makkelijker in- en uit kon reizen, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. Verweerder heeft verder terecht aan eiser tegengeworpen dat, ook indien verweerder wel geloofwaardig had moeten vinden dat eiser geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om zijn militaire dienstplicht te vervullen, hij ook dan niet had hoeven aannemen dat eiser gegronde vrees heeft voor strafrechtelijke vervolging bij terugkeer naar Rusland. Verweerder heeft in dat kader terecht gewezen op het algemeen ambtsberichtwaaruit blijkt dat de dienstplicht geldt voor mannen tussen de 18 en 27 jaar en dat het misdrijf dienstplicht een verjaringstermijn kent van twee jaar. Nu eiser 34 jaar oud is zal hij niet meer strafrechtelijk vervolgd kunnen worden voor dienstplichtweigering. De door eiser gestelde mogelijke verruiming van de dienstplichtige leeftijd en strafbaarstelling is een onzekere toekomstige gebeurtenis en kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook voldoende gemotiveerd waarom de vrees van eiser voor mobilisatie niet aannemelijk is. Niet in geschil is dat uit het algemeen ambtsbericht een enigszins diffuus beeld naar voren komt over de precieze aard en omvang van de mobilisatiehandelingen sinds oktober 2022. Ook is niet in geschil dat uit het algemeen ambtsbericht naar voren komt dat de mobilisatie eind oktober 2022 door de Russische autoriteiten voor afgerond is verklaard en dat sindsdien geen mobilisatie meer heeft plaatsgevonden op een schaal die vergelijkbaar is met de mobilisatie in september en oktober 2022. Verweerder heeft ook mogen concluderen dat uit het ambtsbericht niet blijkt dat alle Russen, dan wel het overgrote merendeel van de Russen, te vrezen heeft voor een mobilisatie. Daarnaast heeft verweerder mogen wijzen op het rapport ‘Major developments in the Russian Federation in relation to military service’ van EUAA COI van 3 oktober 2023 waaruit blijkt dat in september 2023 bronnen hebben verklaard dat er geen voorbereidingen zijn voor een nieuwe mobilisatiegolf en dat de Russische autoriteiten bezig zijn met een campagne om zoveel mogelijk contractmilitairen te rekruteren ter vervanging van de gemobiliseerde soldaten die nu in Oekraïne zijn. Verder blijkt uit het rapport dat een contractmilitair kan rekenen op vele (financiële) voordelen, waardoor het voorstelbaar is dat Russische mannen zich vrijwillig zullen aanmelden. De rechtbank merkt daarbij op dat de conclusies uit het rapport deels ondersteund worden door het Teletekst bericht dat eiser heeft overgelegd, waaruit blijkt dat er geen nieuwe mobilisatiegolf komt en dat de nadruk ligt op vrijwilligers. Gelet op het voorgaande heeft verweerder mogen concluderen dat vreemdelingen uit de Russische Federatie in zijn algemeenheid niet te vrezen hebben voor vervolging in verband met een vrees voor mobilisatie en dat eiser er daarnaast niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij in zijn individuele geval concreet en actueel te vrezen heeft voor mobilisatie. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overige door hem aangevoerde feiten, zoals de dubbele etniciteit van eiser, dat hij een Oekraïense achternaam heeft en dat hij in de Oekraïne familie heeft wonen het risico op gedwongen mobilisatie in zijn individuele geval wel aannemelijk maken. Eiser heeft dit niet onderbouwd en het blijkt evenmin uit openbare informatie. Gelet op het vorenstaande kan de verwijzing van eiser naar de diverse landeninformatie en de Franse uitspraak over de mobilisatie en de grootschalige mensenrechtenschendingen door/in het Russische leger evenmin slagen.
7. Uit het arrest SAvolgt dat de vervolgingsgrond ‘politieke overtuiging’ ruim moet worden uitgelegd en dat ook opvattingen, gedachten en meningen onder deze vervolgingsgrond kunnen vallen. De beoordeling van de vrees voor vervolging wegens een politieke overtuiging moet op individuele basis worden beoordeeld. In het kader van die beoordeling moeten de bevoegde nationale autoriteiten vaststellen of de gebleken omstandigheden een dusdanige bedreiging vormen dat de vreemdeling, gezien zijn individuele situatie, goede gronden heeft om te vrezen daadwerkelijk te zullen worden vervolgd. In deze context zijn de sterkte van de politieke overtuiging die de vreemdeling stelt te hebben en eventueel verrichtte activiteiten om die overtuiging te promoten relevante elementen voor de beoordeling van de vrees. Deze elementen spelen immers een rol bij de beoordeling van het risico dat zij de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst van de verzoeker hebben gewekt of kunnen wekken en dat de verzoeker bij terugkomst naar dat land kan worden vervolgd.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser zijn vrees voor vervolging omdat hij het niet eens is met de oorlog niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verklaard dat hij zijn mening nooit heeft gedeeld, dat hij geen politieke activiteiten heeft ondernomen, dat hij zijn mening ook niet op een andere wijze publiekelijk heeft geuit en dat hij dat hij zijn mening niet openlijk kenbaar zal maken bij terugkeer. Onder deze omstandigheden is het niet aannemelijk dat de Russische autoriteiten op de hoogte zullen raken van de mening van eiser over de oorlog en dat eiser om die reden te vrezen heeft voor de Russische autoriteiten.
Paspoort
9. De rechtbank overweegt dat de stelling van eiser dat hij mogelijk in de toekomst een nieuw paspoort zal moeten aanvragen en dat hij daarbij in de negatieve belangstelling zal komen te staan van de Russische autoriteiten, omdat hij zal moeten aangeven dat zijn paspoort is verlopen in verband met een asielaanvraag, onvoldoende is om eiser aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of om een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM aan te kunnen nemen. Daarvoor heeft eiser zijn vrees niet concreet genoeg gemaakt. Eisers stelling dat de Russische autoriteiten er bij de aanvraag van een nieuw paspoort achter zullen komen dat hij zijn dienstplicht niet heeft vervuld is niet relevant nu verweerder niet geloofwaardig heeft mogen vinden dat eiser zijn dienstplicht niet heeft vervuld en het heeft mogen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hiervoor vervolgd zal worden.
10. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw mag verweerder een aanvraag kennelijk ongegrond verklaren als de vreemdeling Nederland onrechtmatig is binnengekomen of zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en, gezien de omstandigheden van zijn binnenkomst, zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst. Uit paragraaf C2/7.8 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) blijkt dat verwacht mag worden dat eiser zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 48 uur asiel aanvraagt. Dat eiser dacht dat de oorlog niet lang zou duren is naar het oordeel van de rechtbank geen gegronde reden om zich niet zo spoedig mogelijk te melden. Bovendien duurde de oorlog met Oekraïne al meer dan een jaar op het moment dat eiser asiel aanvroeg. Onder die omstandigheden heeft verweerder de aanvraag van eiser op goede gronden mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Inreisverbod en artikel 8 van het EVRM
11. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat er gronden zijn gericht tegen het terugkeerbesluit en dan dus ook automatisch tegen het inreisverbod. Een terugkeerbesluit gaat namelijk niet in alle gevallen gepaard met een inreisverbod. Van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit is dan ook geen sprake. Eiser heeft pas in beroep aangevoerd dat het inreisverbod in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
12. De rechtbank volgt verder het standpunt van verweerder dat hij heeft mogen concluderen dat artikel 8 van het EVRM zich in het onderhavige geval niet verzet tegen het opleggen van een inreisverbod. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat uit het nader gehoorblijkt dat eiser in Rusland al langere tijd zelfstandig woonde en dat de afhankelijkheid op dit moment enkel bestaat uit onderdak. Verder heeft verweerder erop mogen wijzen en dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding zouden moeten geven om van het inreisverbod af te zien. Van een bijzondere afhankelijkheid en beschermingswaardig familieleven is dan ook niet gebleken. Dat de oorlog met Oekraïne ervoor heeft gezorgd dat hechtere banden zijn ontstaan tussen eiser, zijn moeder en zijn stiefvader, leidt niet tot een ander oordeel. Daarnaast heeft verweerder ter zetting aangegeven dat het mogelijk is om na een jaar te verzoeken om opheffing van het inreisverbod.