ECLI:NL:RBDHA:2023:21846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
C/09/643271 / FA RK 23-1338
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezamenlijke toegang ouders en zorgregeling voor minderjarige

In deze beschikking heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een procedure tussen twee ouders, [vader01] en [moeder01], betreffende de gezamenlijke toegang tot hun minderjarige kind, [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2019. De ouders hebben een affectieve relatie gehad en zijn het eens over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] bij de moeder en de hoogte van de kinderalimentatie, maar zijn het niet eens over het gezag en de zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag is belast en dat de vader verzoekt om gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft de ouders doorverwezen naar ouderschapsbemiddeling om het vertrouwen tussen hen te herstellen en heeft geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De rechtbank heeft daarom besloten dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over [minderjarige01] zal uitoefenen.

Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de zorgregeling. De vader zal iedere vrijdag, als 'pappadag', [minderjarige01] bij zich hebben, mits zijn werkgever dit schriftelijk bevestigt. Ook is afgesproken dat [minderjarige01] twee weekenden per maand bij de vader zal zijn, en dat er videobelmomenten zullen plaatsvinden op maandag en donderdag. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om in onderling overleg afspraken te maken over de zorgregeling, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders zijn ook doorverwezen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan een traject ouderschapsbemiddeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-1338
Zaaknummer: C/09/643271
Datum beschikking: 28 maart 2023

Procedure gezamenlijke toegang ouders

Beschikking op het op 23 februari 2023 ingekomen deelnameformulier van:

[vader01] ,

de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. L.M.J. Duijverman te ’s-Gravenhage,
en

[moeder01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat: mr. A.F. Mandos te ’s-Gravenhage.

Procedure

De ouders hebben zich tot de rechtbank gewend voor het indienen van een door beide ouders ingevuld en ondertekend deelnameformulier ‘pilot procedure gezamenlijke toegang ouders’, met bijlagen. De ouders hebben ermee ingestemd dat de procedure wordt gevoerd volgens de ‘procesregels gezamenlijke toegang ouders’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van voornoemd deelnameformulier met bijlagen en het F9-formulier van 3 maart 2023 van de moeder met de geboorteakte als bijlage.
Op 13 maart 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam01] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] .
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] belast.
  • [minderjarige01] verblijft bij de moeder.

Verzoek en verweer

De ouders zijn het eens over de hoofdverblijfplaats en over de hoogte van de kinderalimentatie.
De ouders zijn het niet eens over het gezag, de omgang c.q. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) en de informatie- en consultatieregeling.

Beoordeling

Gezag
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt, indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder daarmee niet instemt, het verzoek slechts afgewezen als a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in zou komen, of b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Op de zitting hebben de ouders aangegeven dat zij een beslissing van de rechtbank wensen over het gezag omdat zij er samen niet uitkomen. De moeder heeft aangegeven dat zij nog niet toe is aan gezamenlijk gezag. Haar vertrouwen in de vader is beschadigd en dat moet eerst weer worden opgebouwd. Volgens de vader is geen sprake van een contra-indicatie of uitzonderingssituatie waardoor geen sprake zou kunnen zijn van gezamenlijk gezag. De vader begrijpt het punt van de moeder van het vertrouwen wel, maar daar zullen zij ook over gaan praten bij het traject ouderschapsbemiddeling.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat gelijkwaardig ouderschap het uitgangspunt is van de wet(gever). Daarbij hoort in beginsel ook het uitgangspunt dat beide ouders het gezag over hun kind gezamenlijk uitoefenen, tenzij sprake is van een uitzonderingsgeval zoals omschreven in artikel 1:253c BW. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van één van de voornoemde uitzonderingsgevallen. Dat er tussen de ouders nog moet worden gewerkt aan het vertrouwen, vormt onvoldoende reden om geen gezamenlijk gezag vast te stellen. De rechtbank overweegt daarbij ook dat de ouders op de zitting zijn doorverwezen naar het hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling, waar zij met elkaar in gesprek zullen gaan over de invulling van hun ouderschap. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de vader voortaan, gezamenlijk met de moeder, het gezag over [minderjarige01] zal uitoefenen.
Hoofdverblijfplaats
De ouders zijn het erover eens dat [minderjarige01] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder. De rechtbank zal aldus beslissen.
Zorgregeling
Op de zitting is gebleken dat de ouders op een onprettige manier uit elkaar zijn gegaan. Volgens de vader was dat al voor de geboorte van [minderjarige01] , volgens de moeder daarna. Het maken van afspraken was lastig. Volgens de vader zette de moeder omgang tussen de vader en [minderjarige01] in als onderhandelingsmiddel als er ruzies ontstonden. Vanwege het gedrag van de vader – volgens de moeder het vele liegen en vreemdgaan – heeft de moeder de omgang tussen [minderjarige01] en de vader in mei 2022 stopgezet. Volgens de moeder kon de vader [minderjarige01] geen stabiliteit bieden. Op de zitting is gebleken dat inmiddels tussen [minderjarige01] en de vader wel weer contactherstel heeft plaatsgevonden. Zo zijn er een aantal videobelmomenten geweest en heeft [minderjarige01] een paar keer bij de vader in het weekend geslapen. De rechtbank complimenteert de ouders dat zij in onderling overleg dit contactherstel hebben laten plaatsvinden.
Uiteindelijk hebben de ouders op de zitting ook afspraken met elkaar kunnen maken over de zorgregeling, wat eerder nog niet lukte door onder andere het onregelmatige werkrooster van de vader. De vader heeft aangegeven dat hij op zijn werk een zogenoemde ‘pappadag’ zal opnemen iedere week op vrijdag, zoals de moeder ook al eerder van hem vroeg. Desgevraagd heeft de vader aangegeven dat hij dat niet al eerder heeft geregeld omdat onzeker was of hij van de moeder [minderjarige01] dan ook daadwerkelijk op die dag mocht zien. Nu op de zitting is gebleken dat beide ouders dit wel zien zitten, zal de vader zo snel mogelijk op zijn werk deze pappadag regelen. Volgens hem is dat snel geregeld en kan het ook direct gelden. Daarom is afgesproken dat de vader dit voor 1 april 2023, met uitloop naar 15 april 2023, bij zijn werkgever zwart op wit zal laten stellen. Dit overhandigt de vader aan de moeder. Zodra door de werkgever van de vader zwart op wit is gesteld dat hij iedere vrijdag uitgeroosterd is, zal [minderjarige01] iedere vrijdag bij de vader zijn. De moeder kan dan ook de voor- en naschoolse opvang voor de vrijdag opzeggen.
Verder hebben de ouders afgesproken dat het uitgangspunt is dat [minderjarige01] twee weekenden per maand bij de vader is. De vader heeft op de zitting aangegeven dat hij diezelfde avond zijn rooster voor de komende zes maanden zou ontvangen. De vader zou dat rooster aan de moeder doorsturen en op basis daarvan en het schema van de moeder spreken de ouders in onderling overleg af welke weekenden (en vakantiedagen en feestdagen) [minderjarige01] bij de vader zal zijn. Daarnaast zullen de vader en [minderjarige01] met elkaar videobellen op maandag en donderdag rond 18.00 uur, waarbij de vader de moeder zal bellen en haar voor 17.00 uur laat weten als hij 18.00 uur niet haalt. De rechtbank zal de afspraken van de ouders vastleggen.
Ook hebben de ouders op de zitting afgesproken dat de moeder een gesprek zal hebben met de partner van de vader. Dit is voor de moeder belangrijk, omdat de partner van de vader ook voor [minderjarige01] zorgt als zij bij de vader is. Net als de Raad stelt de rechtbank als voorwaarde voor dit gesprek dat het een luchtig koffie gesprek is waarin alleen positief en op de toekomst gericht wordt gepraat en niet over het verleden.
Tot slot hebben beide ouders op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
De rechtbank zal de zaak niet aanhouden in afwachting van dit traject. Het verbeteren van de communicatie en het onderling bespreken van de invulling van het ouderschap, ligt immers in de handen van de ouders. De rechtbank heeft op het nog voorliggende geschilpunt van het gezag een beslissing genomen en over de andere punten hebben de ouders overeenstemming bereikt. Daarom geeft de rechtbank een eindbeschikking af.
Informatie- en consultatieregeling
Nu de rechtbank zal bepalen dat de ouders voortaan het gezamenlijk gezag over [minderjarige01] zullen uitoefenen, ziet de rechtbank geen aanleiding om een informatie- en consultatieregeling vast te leggen.
Kinderalimentatie
De ouders zijn het eens over een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige01] van € 140,- per maand, met ingang van 1 januari 2023. De rechtbank zal aldus beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat voortaan de vader, gezamenlijk met de moeder, het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ;
*
bepaalt dat [minderjarige01] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
*
bepaalt als zorgregeling tussen [minderjarige01] en de vader dat:
- [minderjarige01] bij de vader zal zijn:
  • zodra de werkgever van de vader zwart op wit heeft gesteld dat de vader de vrijdag als “pappadag” op zijn werk heeft kunnen opnemen: iedere vrijdag;
  • twee weekenden in de maand, in onderling overleg nader af te spreken op basis van het werkrooster van de vader en het schema van de moeder;
  • op de vakantiedagen en feestdagen volgens in onderling overleg te maken afspraken op basis van het werkrooster van de vader en het schema van de moeder;
- [minderjarige01] en de vader op maandag en donderdag rond 18.00 uur met elkaar zullen videobellen, waarbij de vader de moeder belt, en de vader de moeder voor 17.00 uur laat weten als hij 18.00 uur niet haalt;
*
bepaalt dat de vader aan de moeder, met ingang van 1 januari 2023, een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige01] van € 140,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[vader01] ,
(de vader)
wonende aan de [adres01] ( [postcode01] ) te [woonplaats01] ,
en
[moeder01] ,
(de moeder)
wonende aan de [adres02] ( [postcode02] ) te [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, [adres03] , [postcode03] [plaats01] ;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, kinderrechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 maart 2023.