In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. De zaak betreft de terugvordering van een WAZO-uitkering. Eiser ontving een WAZO-uitkering voor aanvullend geboorteverlof, maar de uitkering werd herzien, waardoor een bruto bedrag van € 1579 aan teveel betaalde uitkering werd teruggevorderd. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van het nettobedrag dat hij moest terugbetalen, wat hem verhinderde om tijdig te reageren. De rechtbank oordeelde dat het op de weg van verweerder lag om het nettobedrag in het terugvorderingsbesluit te vermelden, aangezien eiser het besluit nog in hetzelfde jaar had ontvangen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat eiser het brutobedrag al had terugbetaald en het verschil met het nettobedrag van de Belastingdienst had ontvangen. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht van € 50 aan eiser moest vergoeden.