ECLI:NL:RBDHA:2023:21897

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
22/5489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanvraag Anw-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, na de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) door de Sociale Verzekeringsbank, beroep ingesteld. De aanvraag was afgewezen omdat eiseres minder dan 45% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft in beroep herhaald dat zij aan alle verplichtingen heeft voldaan en dat de onderzoeken onzorgvuldig waren. De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat eiseres niet duidelijk heeft aangegeven waarom zij het niet eens was met het bestreden besluit. De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om het beroep aan te vullen, maar hier is geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 6:6 van de Awb.

De rechtbank heeft in haar beslissing geen aanleiding gezien voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck en is openbaar uitgesproken op 23 november 2023. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5489

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

Sociale Verzekeringsbank, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Verbeek).

Inleiding

Verweerder heeft met het besluit van 30 september 2021 (het primaire besluit) de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) afgewezen omdat zij minder dan 45 % arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 21 juli 2022 (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres is gehuwd geweest met [naam]. Hij is op [dag] 2021 overleden. Eiseres heeft op 7 mei 2021 een aanvraag gedaan voor een Anw-uitkering.
1.2.
Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) gevraagd onderzoek te doen naar de arbeidsgeschiktheid van eiseres. De primaire verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de belastbaarheid van eiseres beperkt is. De beperkingen zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft vervolgens op basis van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) vastgesteld dat er voor eiseres voldoende gangbare functies met voldoende arbeidsplaatsen zijn te duiden. Met deze (voorbeeld)functies zou een zodanig inkomen verdiend kunnen worden dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres minder dan 45 % bedraagt. Op deze grond is bij het primaire besluit de aanvraag afgewezen.
2. Na het bezwaar van eiseres hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep rapportages opgesteld, waarin is geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de primaire beoordeling.

De standpunten van partijen

3. Eiseres herhaalt in beroep hetgeen benoemd in bezwaar. Eiseres stelt dat zij aan alle verplichtingen die van belang zijn voor haar aanvraag, zoals haar inlichtingenplicht, heeft voldaan. Eiseres stelt dat de onderzoeken onzorgvuldig en onjuist zijn. Uit haar medische dossier is aangetoond en vastgesteld dat zij ziek is. Eiseres stelt dat het advies van verweerder over haar arbeidsongeschiktheid gebaseerd is op vooringenomenheid van de beoordelend artsen en de persoonlijke mening van de backoffice. Alleen een papieren beoordeling resulteert volgens eiseres niet in een juiste weergave van de werkelijkheid. Hierbij is het onterecht dat de verzekeringsarts een verbetering mogelijk acht 12 maanden na de beoordeling. Zo stelt eiseres dat het besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel. Ook is de redelijke termijn geschonden tijdens de behandeling van haar bezwaar, aldus eiseres.
4. Verweerder ziet in het beroep van eiseres geen aanleiding om het standpunt te wijzigen omdat er op de gronden al een reactie is gegeven in het bestreden besluit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) stelt dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. Het advies is gebaseerd op eigen medisch onderzoek, betreffende zowel de lichamelijke als psychische situatie van eiseres, dossierstudie en een anamnese. Naar aanleiding hiervan zijn ruime beperkingen aangenomen in de FML. De verzekeringsarts stelt dat niet betwist wordt dat eiseres ziek is, alleen ontbreken er (nieuwe) medische feiten voor het aannemen van verdergaande beperkingen. Het is ook niet duidelijk op basis waarvan eiseres stelt dat er sprake was van vooringenomenheid. De arbeidsdeskundige b&b voegt zich bij de conclusie van de verzekeringsarts en voegt daaraan toe dat de bezwaren van eiseres zich richten op de belastbaarheid wat niet leidt tot een andere arbeidsdeskundige conclusie.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
In artikel 6:5, eerste lid onder d, Awb is bepaald dat het beroepschrift wordt ondertekend en ten minste de gronden van beroep bevat.
5.2.
In artikel 6:6, onder a, Awb is bepaald dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 Awb.
6. Eiseres heeft in beroep dezelfde gronden aangevoerd als in bezwaar. Verweerder heeft met het bestreden besluit reeds daarop gereageerd. In beroep heeft eiseres niet benoemd waarom zij het oneens is met het bestreden besluit. Hierdoor voldoet het beroepschrift niet aan de eisen genoemd in artikel 6:5, eerste lid onder d, Awb. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres de mogelijkheid gekregen om het beroep aan te vullen, hier is, naast het persisteren, echter geen gebruik van gemaakt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het beroep inhoudelijk te behandelen.
7. Gelet op het voorgaande moet het beroep op grond van artikel 6:6, onder a, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.