ECLI:NL:RBDHA:2023:21954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
SGR 23/1799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Eiseres had haar aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend na een ziekmelding op 21 april 2020, waarbij zij lichamelijke en psychische klachten meldde. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, met een percentage van 15,78%.

Eiseres ging in bezwaar tegen het primaire besluit, maar het bestreden besluit bleef de afwijzing handhaven. Tijdens de zitting op 15 november 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. Eiseres stelde dat haar burn-out klachten niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen de relevante medische informatie en klachten van eiseres in hun beoordeling hadden betrokken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1799

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.L.M. Klinkhamer),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Inleiding

Met het besluit van 25 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Met het bestreden besluit van 24 januari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2023 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als financieel administratief medewerker bij [bedrijfsnaam] B.V. voor 32 uur per week. Tijdens het ontvangen van een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) heeft zij zich op 21 april 2020 ziekgemeld in verband met lichamelijke en psychische klachten. Eiseres is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Er heeft een Eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) plaatsgevonden. Middels het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is vastgesteld dat eiseres ongeschikt is voor haar eigen arbeid en dat eiseres vanaf de ziekmelding minder benutbare mogelijkheden heeft als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Eiseres heeft rond het einde van de wachttijd op 1 januari 2022 een WIA-uitkering aangevraagd.
1.2.
Met het primaire besluit is de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering afgewezen omdat eiseres minder dan 35%, namelijk 15,78%, arbeidsongeschikt is.
2. Eiseres is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan. Zij stelt zich hierbij op het standpunt dat zij wel recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij nog steeds ziek is. Het besluit is gebaseerd op onjuiste gronden. Zij is niet geschikt om het eigen werk of de genoemde functies uit te voeren, deze doen geen recht aan de belastbaarheid en de beperkingen van eiseres.

De standpunten van partijen

3. Eiseres stelt dat het besluit gebaseerd is op onjuiste gronden en dat het medische onderzoek onzorgvuldig is. De nadruk ligt voor eiseres op het onderschatten en miskennen van haar burn-out klachten. Eiseres stelt dat zij hierdoor geestelijke en lichamelijke klachten heeft waardoor zij niet kan werken. Er is geen richtlijn om een burn-out te beoordelen, de richtlijn voor overspanning komt het meest dichtbij de burn-out echter hier heeft de verzekeringsarts geen gebruik van gemaakt. Er dient hiervoor een deskundige benoemd te worden. Eiseres heeft ook een aanvullend stuk ingediend van de huisarts waaruit blijkt dat eiseres een scan wilt laten doen om de diagnose hernia te kunnen krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

De medische beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Het is aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. In verband met de ziekmelding per 21 april 2020 heeft de verzekeringsarts in het kader van de EZWb een medische rapportage opgesteld op 21 april 2021. De verzekeringsarts heeft eiseres tijdens het onderzoek telefonisch gesproken, dossierstudie gedaan, de probleemverkenning bestudeerd, de vragenlijst van eiseres bestudeerd en medische informatie opgevraagd bij derden, waaronder de huisarts en hulpverlener. Ten tijde van het primaire besluit heeft de primaire verzekeringsarts een medische rapportage opgesteld op 13 mei 2022. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien op spreekuur en dossierstudie verricht. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts b&b een medische rapportage opgesteld op 30 december 2022. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting op 15 december 2022, dossierstudie verricht en de in bezwaar overgelegde medische stukken bestudeerd. Op grond van het voorgaande kan dan ook niet worden gesproken van onzorgvuldig medisch onderzoek.
4.3.
De stelling dat in het medische onderzoek niet genoeg rekening is gehouden met de klachten van eiseres of dat het besluit gebaseerd is op onjuiste gronden, kan de rechtbank niet volgen. Tijdens de EZWb heeft de verzekeringsarts er blijk van gegeven de medische en psychische klachten van eiseres, zijnde depressieve stoornis, onderrug-, liesbreuk- en beenklachten, meegenomen te hebben in zijn beoordeling. Naar aanleiding hiervan heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat eiseres niet geschikt is voor het verrichten van haar eigen arbeid als rechtstreeks en objectief medisch gevolg van ziekte of gebrek. De primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts in b&b hebben er blijk van gegeven de benoemde klachten te hebben meegenomen in de beoordeling. Echter, de conclusie is gewijzigd en er wordt verwacht dat de medische situatie van eiseres op lange termijn zal verbeteren en dat haar functionele mogelijkheden zullen toenemen. De verzekeringsartsen zijn zodoende tot een functionele mogelijkhedenlijst (FML) gekomen conform de klachten en beperkingen van eiseres.
5. Eiseres stelt dat er geen rekening is gehouden met burn-out klachten. De rechtbank overweegt allereerst dat de diagnose van burn-out niet is gebaseerd op medische rapportages en merkt voorts op dat uit de stukken van derden die zijn meegenomen in de medische rapportage van 30 december 2022 blijkt dat er bij eiseres sprake is van depressie en slaapproblematiek. Dit is ook door de verzekeringsarts aangenomen en hier is zodoende rekening mee gehouden. Nu eiseres deze stelling niet verder heeft onderbouwd middels (nieuwe) stukken ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen.
6. De beroepsgrond slaagt niet.
Het benoemen van een deskundige
7. Aangezien geen sprake is van twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door verweerder, bestaat er geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
De arbeidskundige beoordeling
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de FML nu hiervoor al is geoordeeld dat er geen reden is om aan de juistheid van de medische beperkingen, en zodoende de FML, te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de WIA-aanvraag van eiseres heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.