ECLI:NL:RBDHA:2023:21959
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 31 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser, mr. T. der Bedrosian, en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen, in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Bulgarije, wat de staatssecretaris heeft onderbouwd in het bestreden besluit.
Eiser heeft aangevoerd dat het besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel, verwijzend naar rapporten die zouden aantonen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris adequaat heeft gereageerd op de zienswijze van eiser en dat er geen deugdelijke onderbouwing is gegeven voor de stelling dat Bulgarije niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. De rechtbank wijst de beroepsgrond van eiser af en concludeert dat er geen sprake is van een motiverings- of zorgvuldigheidsgebrek.
De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 8 december 2023. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.