ECLI:NL:RBDHA:2023:21965
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 10 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres heeft op 28 november 2023 haar beroep behandeld, maar heeft zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris zorgvuldig overwogen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres heeft aangevoerd dat zij vanwege haar medische klachten intensieve zorg nodig heeft en dat Nederland het meest geschikte land is voor haar behandeling. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Duitsland verstoken zal blijven van noodzakelijke medische zorg. De staatssecretaris heeft terecht opgemerkt dat Duitsland dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden biedt als Nederland.
Daarnaast heeft eiseres gesteld dat zij slecht behandeld is door de Duitse autoriteiten en haar zoon in Duitsland. De rechtbank concludeert dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat eiseres niet terug kan naar Duitsland. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat zij afhankelijk is van de hulp van haar zoon, en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om toepassing te geven aan artikel 16 of 17 van de Dublinverordening. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.