ECLI:NL:RBDHA:2023:22053
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. van Harmelen, had een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S. Aboulouafa, was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 8 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken, wat heeft geleid tot de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting noodzakelijk was, waarop beide partijen schriftelijk toestemming hebben gegeven om de zaak buiten zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden. In haar overwegingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser, door zijn vertrek met onbekende bestemming, kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak die stelt dat als een vreemdeling zonder kennisgeving van zijn verblijf vertrekt, er van moet worden uitgegaan dat hij geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk is beoordeeld. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan door partijen worden aangevochten in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.