In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning had aangevraagd met het verblijfsdoel humanitair niet-tijdelijk, welke aanvraag op 15 augustus 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak buiten zitting afgedaan, nadat partijen toestemming hadden gegeven om dit te doen.
De voorzieningenrechter overweegt dat, indien er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval heeft de verweerder, de Staatssecretaris, in een brief van 24 november 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek, voor zover dit betreft het niet uitzetten van verzoeker totdat er een beslissing op het bezwaarschrift is genomen.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, het primaire besluit te schorsen en te verbieden dat verzoeker uit Nederland wordt verwijderd totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 22 december 2023.