ECLI:NL:RBDHA:2023:22056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.35818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag van een Algerijnse vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit en geboren in 1993, heeft op 28 oktober 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 18 december 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De motivering hiervoor is dat eiser op 1 november 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn aanvraag niet in behandeling is genomen. Eiser heeft op 28 oktober 2023 opnieuw een aanvraag ingediend, maar het COA meldde op 30 oktober 2023 dat hij wederom met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, aangezien hij geen contact heeft met zijn gemachtigde en niet duidelijk is waar hij zich bevindt. Dit leidt tot de conclusie dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is op 22 december 2023 openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.35818
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D. de Vries),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. Hij heeft op 28 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 november 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank beantwoordt allereerst de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Uit het dossier blijkt dat eiser volgens meldingen van het COA op 1 november 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. De aanvraag is toen niet in behandeling genomen. Vervolgens heeft eiser op 28 oktober 2023 opnieuw een aanvraag ingediend. Het COA heeft op 30 oktober 2023 gemeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Op 31 oktober 2023 heeft eiser zich opnieuw gemeld. Aan hem is toen een uitnodiging overhandigd waarin stond wanneer hij zijn afspraak met staatssecretaris heeft en wat de consequenties zouden zijn als hij hiervoor niet verschijnt. Eiser is op 2 november 2023
wederom met onbekende bestemming vertrokken. Eiser is ook niet meer verschenen voor zijn nader gehoor op 6 november 2023.
3. Uit vaste rechtspraak1 volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijsstelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. Op 17 november 2023 heeft verweerder per brief medegedeeld dat eiser volgens meldingen van het COA op 2 november 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Naar aanleiding van deze omstandigheid heeft verweerder verzocht om beoordeling of er sprake is van een procesbelang. Op 17 november 2023 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser verzocht om te reageren op de brief van verweerder van 17 november 2023. In reactie op de brief van verweerder heeft de gemachtigde van eiser bij brief van 21 november 2023 laten weten dat verweerder eisers asielaanvraag buiten behandeling had moeten stellen. Op 14 december 2023 heeft de rechtbank de gemachtigde van verweerder wederom verzocht om, met het oog op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State2, mede te delen of hij nog contact heeft met eiser, of eiser nog in Nederland verblijft en zo ja, waar en of hij nog prijs stelt op bescherming. Op 15 december 2023 heeft de gemachtigde van verweerder laten weten dat hij op dit moment geen contact heeft met eiser en niet weet waar eiser verblijft. Daarbij heeft de gemachtigde van eiser wederom aangegeven dat verweerder de aanvraag buiten behandeling had moeten stellen.
5. De rechtbank is van oordeel dat de gemachtigde van eiser niet heeft onderbouwd waarom eiser procesbelang heeft bij het beroep. Het is niet de eerste keer dat eiser met onbekende bestemming vertrekt. Verweerder noch eisers gemachtigde weet waar eiser verblijft en of eiser nog in Nederland is. Uit het bericht van eisers gemachtigde blijkt verder dat eiser geen contact heeft met zijn gemachtigde over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. Nu eiser geen contact heeft met zijn gemachtigde valt niet in te zien dat hij prijs stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland en belang hecht aan de wijze waarop verweerder zijn asielaanvraag heeft afgedaan. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
2 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 december 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.