ECLI:NL:RBDHA:2023:22148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
5 mei 2024
Zaaknummer
NL23.29949
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor visum kort verblijf in verband met bruiloft

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een Turkse verzoeker behandeld, die een visum voor kort verblijf heeft aangevraagd om zijn aanstaande bruiloft in Nederland bij te wonen. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor het visum voldeed. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij het visum kan ontvangen en naar Nederland kan reizen voor zijn huwelijk.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang. De voorzieningenrechter wijst erop dat de verzoeker de bruiloft heeft gepland zonder dat hij toestemming had om Nederland binnen te komen. Bovendien blijkt uit de aanvraag dat de verzoeker oorspronkelijk een visum voor vriendenbezoek heeft aangevraagd, en niet specifiek voor zijn eigen bruiloft. De voorzieningenrechter concludeert dat de wens van de verzoeker om de bruiloft door te laten gaan niet opweegt tegen het belang van de staatssecretaris om de afwijzing van de aanvraag te handhaven.

Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de verzoeker als in het bezit van een visum moet worden beschouwd tijdens de bezwaarprocedure. De uitspraak is gedaan op 1 november 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL23.29949
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [V-nummer], verzoeker (gemachtigde: mr. M. Timmer),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 19 juli 2023 (primaire besluit) afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt aan hem een (faciliterend) visum af te geven.
2. Verweerder heeft op 27 oktober 2023 een verweerschrift ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
3. Verzoeker heeft de Turkse nationaliteit. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Volgens verweerder heeft verzoeker het doel en de omstandigheden van zijn voorgenomen verblijf onvoldoende aangetoond. Ook kan het voornemen van verzoeker om Nederland te verlaten vóór het verstrijken van het visum niet worden vastgesteld.
Wat vindt verzoek in deze voorzieningenprocedure?
4. Verzoeker heeft verzocht of verweerder zijn aanvraag in bezwaar als een aanvraag voor een faciliterend visum wil behandelen. Verzoeker wenst namelijk verblijf bij zijn gestelde partner, die zowel de Nederlandse als Roemeense nationaliteit bezit. Zij zullen gaan trouwen, het huwelijk staat op [huwelijksdag] 2023 gepland. Verzoeker wil dan ook dat het verzoek wordt toegewezen en dat hij wordt behandeld alsof hij in het bezit is van een faciliterend visum. Verzoeker heeft meerdere stukken overgelegd om de relatie met referent
te onderbouwen. Er zijn whatsapp-gesprekken en foto’s overgelegd. Ook blijkt uit het paspoort van referent dat referent meermaals in Turkije is geweest.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist en kan als partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, ook uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting1.
5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat de verzochte voorziening feitelijk geen voorlopig karakter heeft. Uit het systeem van de wet- en regelgeving volgt dat een vreemdeling in zijn land van herkomst een visum dient aan te vragen, voordat hij de Europese Unie (waaronder Nederland) kan inreizen. Indien deze voorlopige voorziening wordt toegewezen, zal verzoeker Nederland in kunnen reizen zodat de feitelijke situatie ontstaat die hij met zijn aanvraag beoogd heeft, terwijl verweerder nog niet op het bezwaar heeft beslist. De gevolgen van toewijzing van de voorlopige voorziening zijn dan ook onomkeerbaar. De voorzieningenrechter overweegt dat daarom alleen in zeer bijzondere omstandigheden aanleiding kan bestaan om te bepalen dat verweerder een aanvrager gedurende de bezwaarprocedure dient te beschouwen als ware hij in het bezit van
een visum. Dit is aan de orde in het geval de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek in verhouding tot het belang van verweerder bij de handhaving van die afwijzing zó onevenredig zijn, dat het besluit op het bezwaar niet kan worden afgewacht. Zo’n vergaande beslissing is alleen gerechtvaardigd indien een zwaarwegend spoedeisend belang daarom vraagt of er sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het primaire besluit.
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden in dit geval niet is gebleken. De wens van verzoeker om de geplande bruiloft op [huwelijksdag] 2023 door te laten gaan, merkt de voorzieningenrechter niet als zodanig zwaarwegend aan. De voorzieningenrechter acht van belang dat verzoeker de bruiloft heeft gepland, terwijl hij nog geen toestemming had om Nederland in te reizen. Daarbij komt dat verzoeker een aanvraag heeft ingediend voor een visum voor kort verblijf voor een vriendenbezoek (aldus de brief van verzoeker bij zijn aanvraag). Daaruit blijkt niet dat verzoeker zijn aanvraag heeft ingediend om bij zijn eigen bruiloft in Nederland aanwezig te zijn. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat het belang van verzoeker zwaarder weegt dan dat van verweerder om te komen tot een beslissing in de bezwaarprocedure.
5.4.
De voorzieningenrechter is ook niet op voorhand gebleken dat het primaire besluit evident onrechtmatig is en dat aan verzoeker het gevraagde visum had moeten worden verleend. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoeker een aanvraag heeft ingediend voor vriendenbezoek, terwijl nu blijkt dat hij voor zijn eigen bruiloft Nederland wil inreizen. In zoverre kan al niet worden geoordeeld dat het primaire besluit (waarbij onder meer het
1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb (Algemene wet bestuursrecht) in samenhang met artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.
onvoldoende aantonen van het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf is tegengeworpen) evident onrechtmatig is.
Zoals verweerder verder in het verweerschrift heeft gesteld, heeft verzoeker nu pas voor het eerst verzocht om zijn aanvraag als een aanvraag voor een faciliterend visum te behandelen. Verweerder wordt in de bezwaarfase dus geconfronteerd met nieuwe feiten en omstandigheden en zal daarover moeten beslissen aan de hand van de nu ingediende stukken. Verweerder heeft er in dit kader verder al op gewezen dat uit de overgelegde stukken niet zonder meer valt te concluderen dat sprake is van een duurzame relatie tussen verzoeker en referent. Zo wijst verweerder op een passage uit de whatsapp-gesprekken waarin onder andere staat
“Well, we are just friends, not family, not lovers… how can I claim photos?”. Daarnaast heeft verweerder opgemerkt dat verzoeker en referent vanaf 25 juni 2020 contact hebben via whatsapp, terwijl er in de huwelijksuitnodiging wordt aangegeven dat verzoeker en referent elkaar al vijf jaar kennen.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op het voorgaande, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 november 2023

Documentcode: DSR31208002

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.