ECLI:NL:RBDHA:2023:22267

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.15914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod voor Albanese vreemdeling na overschrijding van de vrije termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan een Albanese vreemdeling. De eiser, die de Albanese nationaliteit heeft, was in Nederland en had de Europese Unie binnengekomen met een biometrisch paspoort. Echter, hij had zijn vrije termijn van negentig dagen met 296 dagen overschreden, wat leidde tot het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem een terugkeerbesluit op te leggen. Dit besluit hield in dat de eiser binnen 28 dagen Nederland diende te verlaten en dat er een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd.

De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de eiser niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die betwistte dat hij zich aan het toezicht had onttrokken en dat er onvoldoende gronden waren voor het inreisverbod, niet gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden die door de Staatssecretaris waren aangevoerd, feitelijk juist waren en dat er geen aanleiding was om af te zien van het inreisverbod. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het terugkeerbesluit en het inreisverbod.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 september 2023 en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15914

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd waarbij eiser is aangezegd dat hij de Europese Unie binnen een termijn van 28 dagen dient te verlaten. Aan eiser is ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 15 september 2023 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 22 september 2023 op het verweerschrift gereageerd. De gemachtigde van eiser heeft daarbij aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen en heeft toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder zitting.
Verweerder heeft bij briefverweer van 24 september 2023 ook toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder zitting.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Albanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1981.
Het bestreden besluit
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder op grond van artikel 62a Vw 2000 beslist dat eiser de Europese Unie binnen een termijn van 28 dagen Nederland, het grondgebied van de Europese Unie, EER en Zwitserland moet verlaten en moet terugkeren naar Albanië. Ook heeft verweerder aan eiser een inreisverbod opgelegd op grond van artikel 66a, tweede lid, Vw 2000, voor de duur van twee jaar. Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd omdat eiser niet of niet langer rechtmatig in Nederland verblijft, omdat hij zijn vrije termijn in de Europese Unie met 296 dagen heeft overschreden na binnenkomst in Duitsland en omdat hij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Volgens verweerder bestaat het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
Gronden van beroep
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser betwist de zware gronden 3a en 3b, aangezien hij Nederland wel op de juiste wijze is ingereisd, met een reisdocument dat echt is bevonden. Eiser heeft zich niet aan het toezicht onttrokken. Aan deze zware gronden wordt geen motivering ten grondslag gelegd. Eiser voert verder aan dat de lichte gronden onvoldoende duidelijk zijn gemotiveerd of onderzocht. Eiser verbleef in Duitsland en had daar een woon en/of verblijfplaats. Er is bij eiser een grote som geld aangetroffen en toch stelt verweerder ongemotiveerd dat er onvoldoende middelen van bestaan zouden zijn. Verweerder heeft bovendien niet gemotiveerd dat eiser zou hebben gewerkt in strijd met de Wet Arbeid Vreemdelingen.
5. Eiser stelt zich ook op het standpunt dat verweerder op onjuiste gronden een inreisverbod heeft opgelegd en dat het opleggen van een inreisverbod onvoldoende is gemotiveerd.
Het terugkeerbesluit:
6. Op grond van artikel 62a Vw wordt een vreemdeling die niet langer rechtmatig verblijf heeft, door verweerder in kennis gesteld van de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten en van de termijn waarbinnen hij aan die verplichting moet voldoen. Een vreemdeling die houder is van een Albanees biometrisch paspoort is voor het Schengengebied vrijgesteld van de visumplicht en mag daarom gedurende een vrije termijn in het Schengengebied verblijven [1] . Deze vrije termijn is negentig dagen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan de hand van de stempels in het paspoort van eiser terecht heeft vastgesteld dat de vrije termijn met 296 dagen is overschreden. Eiser had dus geen rechtmatig verblijf in Nederland. Eiser heeft dit ook niet betwist. Omdat eiser ten tijde van het nemen van het bestreden besluit geen verblijfsrecht had in Nederland, was verweerder gehouden om hem een terugkeerbesluit op te leggen.
8. Gelet op het voorgaande zijn de zware gronden 3a en 3b feitelijk juist en heeft verweerder deze gronden terecht opgevoerd. Deze gronden zijn al voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en zij kunnen het terugkeerbesluit dragen. De overige betwiste gronden behoeven geen verdere bespreking meer.
9. De conclusie is dat verweerder terecht aan eiser een terugkeerbesluit heeft opgelegd.
Het inreisverbod:
10. Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000 bepaalt dat een inreisverbod wordt uitgevaardigd tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 Vw 2000 niet van toepassing is en die Nederland binnen vier weken moet verlaten ingevolge artikel 62, eerste lid, Vw 2000. Ter uitvoering van artikel 66a, vierde lid, Vw 2000 is in artikel 6.5a, eerste lid van het Vb 2000 bepaald dat de duur van het inreisverbod ten hoogste twee jaren bedraagt. In het tweede tot en met het zesde lid is bepaald in welke gevallen naar beneden of naar boven wordt afgeweken van de (maximale) duur van het inreisverbod, maar dat is in het geval van eiser niet van toepassing.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de individuele omstandigheden van eiser geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het opleggen van een inreisverbod voor de duur van twee jaar of om de duur daarvan te verkorten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht aan eiser een inreisverbod opgelegd.
Conclusie:
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 27 september 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening 1091/2010.