ECLI:NL:RBDHA:2023:22271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
SGR 23/2556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens onvoldoende bewijs van geweldsmisdrijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 september 2023, met zaaknummer SGR 23/2556, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiser had op 20 januari 2022 een aanvraag ingediend na een schietincident op 31 december 2021, waarbij hij gewond raakte. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende objectieve informatie is die de aangifte van eiser ondersteunt. De verklaring van een objectieve getuige werd door de Commissie als geloofwaardig beschouwd, wat leidde tot twijfels over de aangifte van eiser. De rechtbank concludeert dat de Commissie in redelijkheid tot de afwijzing van de aanvraag heeft kunnen komen, en dat er geen sprake is van huiselijk geweld, zoals eiser betoogde. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de Commissie hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I. van Baaren),
en

de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de Commissie

(gemachtigde: mr. Y. Pieters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (schadefonds).
1.1.
De Commissie heeft deze aanvraag met het besluit van 12 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 februari 2023 op het bezwaar van eiser is de Commissie bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en [naam] , methodisch begeleider van Stichting Onder Eén Dak en de gemachtigde van de commissie.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Op 20 januari 2022 heeft eiser bij de Commissie een aanvraag om een uitkering uit het schadefonds ingediend in verband met een ruzie waarbij hij is beschoten en geraakt in zijn arm. Hij stelt dat hij op 31 december 2021 in de woning van zijn ex-vrouw ruzie heeft gekregen met haar zoon en door hem te zijn beschoten nadat hij de woning had verlaten. Hij heeft daaraan lichamelijk en psychisch letsel overgehouden.
2.2.
De Commissie heeft de aanvraag afgewezen omdat niet is gebleken dat eiser slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf als bedoeld in artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. De aanleiding, toedracht en omstandigheden van de beschieting zijn onvoldoende duidelijk geworden.
Wat vinden eiser en de Commissie in beroep?
3.1.
Eiser kan zich niet vinden in de afwijzing van zijn aanvraag. Hij stelt dat hij voldoende informatie heeft aangeleverd om te onderbouwen dat hij slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Er zijn getuigen van het schietincident. De politie heeft onderzoek gedaan, maar het onderzoek is tijdelijk stilgelegd omdat de verdachte onvindbaar is. Verder vindt hij dat de informatie uit het raadsonderzoek zijn verklaring wel kan ondersteunen.
3.2.
Eiser stelt dat de Commissie moet uitgaan van de juistheid van zijn opgave. Dat verklaringen van elkaar afwijken of niet zo goed geformuleerd zijn, doet niet af aan de objectiviteit. De opgave wordt ondersteund door het letsel en het medische bewijs.
3.3.
Verder stelt eiser dat het incident is gebeurd in de familiaire sfeer. Dit is een aanwijzing voor huiselijk geweld. Dit maakt dat de aangifte voldoende zou moeten zijn om over te gaan tot een tegemoetkoming. Eiser voelt zich gediscrimineerd omdat getwijfeld wordt aan de juistheid van zijn aangifte. Omdat het volgens hem gaat om huiselijk geweld moet zijn aanvraag dan ook gelijk worden behandeld.
3.4.
De Commissie heeft gereageerd op eisers beroepsgronden. Zij blijft bij wat in het bestreden besluit is overwogen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Het is aan de aanvrager van een uitkering uit het schadefonds om met voldoende objectieve aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf [1] .
4.2.
Niet in geschil is dat eiser is beschoten en dat hij hierbij een schotwond aan zijn linkerarm heeft opgelopen. Dit betekent echter nog niet dat eiser om die reden al in aanmerking komt voor een uitkering uit het schadefonds. Om in aanmerking te kunnen voor een uitkering moet daarnaast voldoende duidelijk zijn wat er is gebeurd, wat de aanleiding hiervoor was en wat de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden waren. Dat is hier niet het geval.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de Commissie zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Daartoe heeft de Commissie terecht overwogen dat er geen objectieve informatie is die eisers aangifte ondersteunt. De Commissie heeft hierbij waarde mogen hechten aan de verklaring van een objectieve getuige. Die verklaring maakt eisers verklaring over de aanloop van het incident niet aannemelijk. Met de Commissie is de rechtbank van oordeel dat daardoor kan worden getwijfeld aan eisers aangifte bij de politie. Ook gelet op het feit dat de andere betrokkenen bij het incident niet alleen onderling, maar ook ten opzichte van eisers verklaring niet met elkaar overeenkomen, maakt dat de Commissie terecht niet van zijn verklaring kan uitgaan. De informatie die de Commissie op basis van het politiedossier heeft, roept ook vragen op of, en zo ja, in welke mate eiser een eigen aandeel had in het geweldsmisdrijf.
4.4.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet onredelijk dat de Commissie eiser een uitkering uit het schadefonds heeft geweigerd. Hierbij is van belang dat een uitkering uit het schadefonds een financiële tegemoetkoming is die gefinancierd wordt uit belastinggeld en moet worden gezien als een uiting van solidariteit met het slachtoffer. De Commissie moet dit kunnen verantwoorden. Daarbij past niet dat de Commissie een uitkering verstrekt als de aanleiding, toedracht en omstandigheden onduidelijk blijven.
4.5.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat sprake is van huiselijk geweld. Met de Commissie is de rechtbank van oordeel dat het schietincident niet kan worden gelijkgesteld met huiselijk geweld, zodat eisers betoog dat zijn aangifte voldoende moet zijn om tot een uitkering te komen, faalt. Van discriminatie is geen sprake.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de Commissie de aanvraag mocht afwijzen en eiser geen uitkering krijgt.
5.2.
De Commissie hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van