ECLI:NL:RBDHA:2023:22276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
SGR 22/6069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over afwijzing bewonersparkeervergunning op basis van hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Den Haag, een aanvraag ingediend voor een bewonersparkeervergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser al over parkeergelegenheid op eigen terrein beschikt in de vorm van een garagebox. Eiser heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 19 juli 2023 behandeld. Eiser was aanwezig, vergezeld door een persoon, en de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Eiser betoogde dat hij geen gebruik kan maken van de garagebox vanwege de smalle afmetingen, waardoor zijn auto er niet in past. Hij voerde aan dat er geen deugdelijk onderzoek is gedaan naar de parkeerdruk en dat de beleidswijziging hem en zijn buurtgenoten schaadt. Eiser deed ook een beroep op de hardheidsclausule.

De rechtbank overwoog dat verweerder beleidsvrijheid heeft, maar dat deze terughoudendheid niet betekent dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met bijzondere omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke situatie van eiser, waaronder zijn leeftijd en lichamelijke beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en vernietigde dit besluit. Verweerder moet binnen acht weken een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar geen proceskostenvergoeding.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman op 2 augustus 2023 en is openbaar uitgesproken. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6069

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. Q.D.J. Ramroop en mr. D. Khougiani).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag voor een bewonersparkeervergunning afgewezen.
Bij besluit van 17 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser was hierbij aanwezig, vergezeld door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een bewonersparkeervergunning. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser al beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein (POET) in de vorm van een garagebox.
3. Verweerder heeft zich gebaseerd op de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 en de daarbij behorende Regeling (hierna: de Regeling). Door de stijging van het aantal bewoners en auto’s in de stad komt de openbare (parkeer)ruimte steeds meer onder druk te staan. Door die parkeerdruk worden onder meer geen bewonersparkeervergunningen meer verleend als men kan beschikken over een eigen parkeerplaats.

Wat vindt eiser in beroep?

4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij kan geen gebruik maken van zijn garagebox omdat de afmetingen te smal zijn voor zijn auto. Dat er sprake zou zijn van een te hoge parkeerdruk blijkt nergens uit. Bovendien heeft er geen deugdelijk draagvlakonderzoek plaatsgevonden voor het invoeren van de nieuwe regeling. Er wordt geen rekening gehouden met grote auto’s en er is geen mogelijkheid voor een jaarlijkse betaling. Door de beleidswijziging zijn eiser en ook zijn buurtgenoten met hetzelfde type garage in hun belangen geschaad. Eiser doet ook een beroep op de hardheidsclausule.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In artikel 225, eerste lid en sub, van de Gemeentewet is aan verweerder de bevoegdheid gegeven om in het kader van de parkeerregulering belastingen te heffen. Dit is verder uitgewerkt in de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 en de daarbij horende Regeling. Artikel 4.1.2. van de Regeling bepaalt dat verweerder een aanvraag voor een bewonersvergunning afwijst als de aanvrager beschikt of kan beschikken over één of meerdere parkeerplaatsen op eigen terrein (POET). De Regeling zoals gold ten tijde van het bestreden besluit houdt geen rekening met de afmetingen van de parkeergelegenheid.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder beleidsvrijheid toekomt en dat de rechtbank dan terughoudend toetst. Gelet op de door verweerder geschetste achtergronden van de Regeling, namelijk dat deze is ingegeven door hoge parkeerdruk in Den Haag, komt het beleid niet onredelijk voor. Nu eiser over een eigen garagebox beschikt, heeft verweerder de aanvraag op grond van de Regeling kunnen afwijzen. Dit laat onverlet dat er een beroep op de hardheidsclausule kan worden gedaan.
7. Verweerder is op grond van de hardheidsclausule bevoegd van zijn beleid af te wijken indien toepassing van het beleid in het concrete geval tot bijzondere hardheid leidt.
Het beleid van de gemeente is erop gericht de parkeerdruk in de stad te reguleren. De Regeling moet daarom strikt worden toegepast en alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan in afwijking van de Regeling een parkeervergunning worden verleend.
8. Uit het dossier komen de volgende feiten en omstandigheden naar voren. Eiser en zijn echtgenote hebben een gevorderde leeftijd. In verband met zijn leeftijd en lichamelijke beperkingen van hem en zijn echtgenote heeft eiser een grotere auto gekocht, die het in- en uitstappen makkelijker maakt. Op het moment dat eiser deze auto kocht, gold in zijn buurt nog geen betaald parkeerbeleid, zodat hij zijn auto niet in de garagebox, maar vrij op straat kon parkeren. Eiser werd dan ook geconfronteerd met de invoering van het beleid voor betaald parkeren. Dit beleid is al meerdere keren gewijzigd. Het is voor eiser niet mogelijk om zijn garagebox als parkeergelegenheid te gebruiken, omdat de breedte van (de ingang van) de garagebox te smal is voor zijn auto. Verder is het algemeen bekend dat de buurt waar eiser woont afgelegen is en hier voornamelijk oudere mensen wonen, waar de parkeerdruk zich niet direct laat aanzien. Op zitting heeft eiser nog medegedeeld dat het slechts een klein aantal buurtbewoners betreft dat door een te grote auto of lichamelijke problemen, de garagebox niet als parkeerterrein kan gebruiken.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit met deze bijzondere omstandigheden onvoldoende rekening heeft gehouden. Ook op zitting is hier door verweerder onvoldoende op gereageerd. Het standpunt van verweerder dat het parkeerbeleid als doel heeft de parkeerdruk te verlagen en het een beleidskeuze is geen rekening te houden met afmetingen, vindt de rechtbank gelet op alle bovengenoemde omstandigheden, onvoldoende op de specifieke situatie van eiser toegespitst. Verweerder heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd waarom geen toepassing is gegeven aan de hardheidsclausule. Het beroep van eiser is op dit punt gegrond. Verweerder moet opnieuw beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
Wat is de conclusie?
10. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen vanwege de gebrekkige motivering. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf te voorzien. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
11. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit zal nemen binnen acht weken;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.