In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, gegeven op 28 december 2022, te vervallen. De vader had bezwaar gemaakt tegen de schriftelijke aanwijzing die hem was opgelegd in het kader van de omgangsregeling met zijn minderjarige kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling bevoegd was om de schriftelijke aanwijzing te geven en dat deze in het belang van de minderjarige was. De kinderrechter heeft de argumenten van de vader, waaronder de onzorgvuldigheid van de aanwijzing en de motivering omtrent het gebruik van een tracking-horloge, beoordeeld. De kinderrechter concludeert dat de gecertificeerde instelling zorgvuldig heeft gehandeld en dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk was om de belangen van de minderjarige te waarborgen. Het verzoek van de vader is afgewezen, en de kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven in het kader van de jeugdzorg en de omgangsregeling tussen ouders na een scheiding.