ECLI:NL:RBDHA:2023:22320

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
EOB-1-2022032958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van geldbedrag en voorwerpen

Op 23 januari 2023 vond er een doorzoeking plaats in de woning van de klaagster, uitgevoerd op basis van een Europees onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten. Tijdens deze doorzoeking werd een geldbedrag van € 7.500,- en diverse voorwerpen in beslag genomen. De klaagster diende op 30 januari 2023 een klaagschrift in bij de rechtbank, waarin zij verzocht om teruggave van de in beslag genomen goederen. De officier van justitie, mr. L.T. Bregman, stelde dat het beslag op het geldbedrag moest blijven bestaan in verband met een verdenking van witwassen tegen de klaagster.

De rechtbank behandelde het beklag op 13 maart 2023. De klaagster stelde dat het geldbedrag haar eigendom was en dat zij dit had gespaard voor een hypotheekaanvraag. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het geldbedrag. De rechtbank oordeelde dat de klaagster niet-ontvankelijk was in haar verzoek om teruggave van de overige in beslag genomen voorwerpen, omdat zij niet de eigenaar was. Echter, de rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering niet langer vorderde dat het beslag op het geldbedrag voortduurde, gezien de onderbouwing van de klaagster over de herkomst van het geld. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor het geldbedrag en gelastte de teruggave aan de klaagster.

De beslissing van de rechtbank was als volgt: de klaagster werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om teruggave van de overige voorwerpen, maar het beklag betreffende het geldbedrag werd gegrond verklaard en de teruggave daarvan aan de klaagster werd gelast.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Diasnummer: EOB-1-2022032958 Raadkamernummer: 23-003513
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), al dan niet in samenhang met artikel 5.4.10 Sv, van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te Curaçao,
adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] (hierna: de klaagster).

1.Inleiding

Op 23 januari 2023 heeft er een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de woning van de klaagster aan de [adres] te [plaatsnaam] ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. Ter uitvoering van het EOB is vervolgens beslag gelegd op:
18 x € 50,- biljetten;
132 x € 50,- biljetten;
2 x zwarte iPhone;
1x witte iPhone;
1 paar zwarte schoenen (Nike); 1 laptop met oplader (HP);
1 laptop met oplader (Acer); 1 Playstation;
1 Chromebook (Asus).
De Belgische autoriteiten hebben kennisgegeven geen onderzoek te zullen doen aan het in beslag genomen geldbedrag. De officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost­ Nederland heeft vervolgens te kennen gegeven beslag te willen leggen op het geldbedrag in verband met een tegen de klaagster gerezen verdenking van witwassen. Op 2 maart 2023 is het geldbedrag door een ambtenaar van de politie eenheid Den Haag overgedragen aan een ambtenaar van de politie eenheid Oost-Nederland. Dit vond plaats in Den Haag. De overige in beslag genomen voorwerpen zijn inmiddels overgedragen aan de Belgische autoriteiten.
De klaagster heeft op 30 januari 2023 bij deze rechtbank een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend, strekkende tot teruggave van voormelde voorwerpen.

2.De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit beklag op 13 maart 2023 in raadkamer behandeld en heeft kennisgenomen van het dossier met bovengenoemd lurisnummer. De Belgische autoriteiten hebben in de aanhef van het door hen uitgevaardigde EOB verzocht om geheimhouding van het onderliggende onderzoek. Het EOB en de onderliggende stukken zijn daarom niet verstrekt aan de klaagster.
De klaagster is gehoord. De officier van justitie, mr. L.T. Bregman, is gehoord.

3.Het standpunt van de klaagster

De klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag van€ 7.500,- en de andere voorwerpen aan haar teruggegeven dienen te worden. Het geldbedrag heeft zij gedurende anderhalf jaar bij elkaar gespaard om te kunnen inbrengen bij een hypotheekaanvraag. Zij leeft zuinig en het bedrag dat zij wekelijks overhoudt na het betalen van haar vaste lasten neemt zij contant op en zet zij opzij. De andere voorwerpen behoren toe aan haar zoon en aan zijn vriendin, aldus de klaagster.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beklag ten aanzien van het geldbedrag van € 7.500,- ongegrond moet worden verklaard omdat het belang van strafvordering zich verzet tegen opheffing van het beslag. Volgens de officier van justitie is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, het geldbedrag verbeurd zal verklaren. Er is een verdenking van witwassen jegens de klaagster gerezen en die is nog niet weggenomen. De politie Oost-Nederland zal de klaagster nog uitnodigen voor verhoor en doet nog onderzoek naar haar bankrekeningen. Voor het overige heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de klaagster niet-ontvankelijk is in haar beklag. De andere voorwerpen behoren naar gesteld toe aan de zoon en de vriendin van de zoon van de klaagster en de klaagster is in zoverre geen belanghebbende.

5.Het oordeel van de rechtbank

5.1
De bevoegdheid van de rechtbank
De bevoegdheid van de rechtbank tot kennisneming van het beklag ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag vloeit voo11 uit aitikel 552a, vierde lid, Sv. Er is geen vervolging ingesteld tegen de klaagster, zodat bevoegd is de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk de inbeslagneming is geschied, zijnde Den Haag. De bevoegdheid van de rechtbank tot kennisneming van het beklag ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen vloeit vo011 uit aitikel 5.4.10, derde lid, juncto artikel 552a, vierde lid, Sv. Nu het gaat om beslag ter uitvoering van een EOB, is het arrondissement van inbeslagneming leidend voor de bevoegdheid van de rechtbank.
5.2
De ontvankelijkheid van de klaagster
In de woning van de klaagster zijn twee zwarte iPhones, een witte iPhone, een paar zwarte schoenen van Nike, een laptop met oplader van HP, een laptop met oplader van Acer, een PlayStation en een Chromebook van Asus in beslag genomen. De klaagster heeft gesteld dat zij niet de eigenaar is van deze voorwerpen. Gelet daarop kan de klaagster in zoverre niet als belanghebbende worden aangemerkt en kan zij niet worden ontvangen in dit deel van haar beklag.
5.3
De inhoudelijke beoordeling
Het geldbedrag van € 7.500,- is op 23 januari 2023 in beslag genomen in de woning van de klaagster, in een kast in haar slaapkamer. De klaagster heeft gesteld dat het geldbedrag haar in eigendom toebeho011.
Aanvankelijk rustte beslag op het geldbedrag ter uitvoering van het EOB. Thans rust beslag op grond van artikel 94 Sv op het geldbedrag, verband houdend met een strafrechtelijk onderzoek naar de klaagster inzake witwassen.
In geval van een klaagschrift gericht tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag moet de rechter beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo niet, de teruggave van het in beslag genomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is - voor zover hier van belang - het geval indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het belang van strafvordering de voortduring van het beslag op het geldbedrag vordert. Zij overweegt daartoe als volgt.
Het geldbedrag is aangetroffen in de slaapkamer van de klaagster, hetgeen volgens de toelichting van de officier van justitie een vermoeden van witwassen jegens de klaagster heeft doen ontstaan. Het aantreffen van een dergelijk bedrag in contanten kan het ontstaan van een witwasvermoeden op het eerste gezicht rechtvaardigen. De klaagster heeft vervolgens een verklaring voor de herkomst van het geldbedrag gegeven. Deze komt erop neer dat zij spaart voor de eigen inbreng bij een hypotheekaanvraag, dat zij inkomsten heeft van haar werk via Tempo-Team en van een schade-uitkering van haar autoverzekering, dat zij zuinig leeft en dat zij het geld dat zij wekelijks overhoudt na het betalen van haar vaste lasten contant opneemt. De klaagster heeft deze verklaring onderbouwd met meerdere stukken. Uit haar jaaropgaaf 2022 blijkt dat de klaagster€ 30.020,- bruto heeft verdiend via Tempo-Team in 2022. De door de klaagster overgelegde bankafschriften komen hiermee overeen, want deze laten regelmatige bijschrijvingen van Tempo-Team zien. Daarnaast blijkt uit de overgelegde correspondentie dat de klaagster aanzienlijke bedragen uitgekeerd heeft gekregen van de verzekering. Tot slot laten de bankafschriften contante opnames zien die kunnen passen bij de bijgeschreven bedragen. Bij die stand van zaken is het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk dat het jegens de klaagster zal komen tot een bewezenverklaring van witwassen en in verband daannee tot een verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag.
Niet is gebleken dat een ander dan de klaagster redelijkerwijs als rechthebbende van het geldbedrag moet worden beschouwd, zodat de rechtbank het beklag in zoverre gegrond zal verklaren en de teruggave van het geldbedrag aan de klaagster zal gelasten.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de klaagster
niet-ontvankelijkin haar beklag voor zover dat strekt tot teruggave van twee zwarte iPhones, een witte iPhone, een paar zwarte schoenen van Nike, een laptop met oplader van HP, een laptop met oplader van Acer, een PlayStation en een Chromebook van Asus;
verklaart het beklag
gegrondvoor zover dat strekt tot teruggave van het geldbedrag van
€ 7.500,- en gelast de teruggave daarvan aan de klaagster.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. B.W. Mulder, rechter, in tegenwoordigheid van S.J.H. Oosterloo LL.M, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2023.