Op 3 augustus 2023 heeft de rechtbank Den Haag een beslissing genomen in een beklagprocedure ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 2001, had een beklag ingediend naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten, waarbij op 3 juli 2023 beslag was gelegd op verschillende goederen, waaronder smartphones en een laptop. De klager verzocht om teruggave van deze inbeslaggenomen goederen, maar verscheen niet zelf ter zitting; zijn raadsman was wel aanwezig. De officier van justitie stelde dat het beklag voor de laptop niet-ontvankelijk moest worden verklaard en dat het beklag voor de overige goederen ongegrond was, omdat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave. De rechtbank oordeelde dat de klager ontvankelijk was in zijn beklag, maar dat de teruggave van de goederen niet kon plaatsvinden, omdat het EOB door de Belgische autoriteiten was uitgevaardigd en de uitvoering daarvan door de officier van justitie was erkend. De rechtbank verklaarde het beklag ten aanzien van de laptop niet-ontvankelijk en het beklag voor het overige ongegrond. De beslissing werd genomen door rechter N.F.R. de Rooij, in aanwezigheid van griffiers R.O. Hollander en S.N. van Engelenburg.