In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die zich richtte tegen de bekendmaking van gegevens met betrekking tot de 'Sywert-deal', heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit besluit, genomen op 1 december 2022, betrof de gedeeltelijke openbaarmaking van chat- en sms-berichten. Verzoeker ontving op 9 december 2022 een geanonimiseerde versie van dit besluit en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang aanwezig is. Verzoeker stelde dat de verstrekte inventarisatielijst onvoldoende duidelijk was en dat de documenten niet volledig doorzoekbaar waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker te algemeen was om als spoedeisend te worden aangemerkt. Bovendien bleek uit de reactie van verzoeker dat er geen onomkeerbare gevolgen zouden optreden als de gevraagde voorziening niet werd toegewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.