ECLI:NL:RBDHA:2023:2235

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
SGR 21/5804
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023, met zaaknummer SGR 21/5804, staat de WIA-uitkering van eiseres centraal. Eiseres, die tot 1 augustus 2016 werkzaam was als operations agent, heeft zich op 31 mei 2017 ziekgemeld. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft de verzekeringsarts eiseres op 1 mei 2019 beoordeeld en vastgesteld dat zij 55,03% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat haar geen recht op een WIA-uitkering toekende. De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige kritisch bekeken. Eiseres voerde aan dat er geen psychiatrische expertise was uitgevoerd en dat er geen informatie was opgevraagd bij haar behandelaars. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was, omdat de verzekeringsarts voldoende informatie had om tot een oordeel te komen. Eiseres had ook aangevoerd dat haar eczeem haar ongeschikt maakte voor bepaalde functies, maar de rechtbank concludeerde dat de beperkingen al adequaat waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).

De rechtbank oordeelde dat de overgebleven functies, zoals administratief medewerker en productiemedewerker, geschikt waren voor eiseres, ondanks haar bezwaren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg verweerder wel op het griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5804

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(verweerder)
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

In het besluit van 21 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres per 10 mei 2019 recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) naar een mate van 55,03 % arbeidsongeschiktheid.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A].
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt voortgezet. De rechtbank heeft hiertoe een aantal vragen voorgelegd aan verweerder. Op 26 oktober 2022 en 1 november 2022 heeft de rechtbank reacties van verweerder ontvangen. De reactie van eiseres daarop is op 29 november 2022 ontvangen.
Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiseres was tot 1 augustus 2016 werkzaam als operations agent voor gemiddeld 40,79 uur per week. Op 31 mei 2017 heeft zij zich vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder aan haar een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
1.2
In het kader van een aanvraag om een WIA-uitkering heeft de primaire verzekeringsarts eiseres op 1 mei 2019 gezien op een spreekuur en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van diezelfde datum. In het rapport is vermeld dat eiseres belastbaar wordt geacht voor passende arbeid en dat bij het opstellen van de belastbaarheid rekening werd gehouden met de psychische ziektebeelden. De beperkingen van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 1 mei 2019.
1.3
De primaire arbeidsdeskundige heeft vervolgens een onderzoek verricht en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van 9 mei 2019. De primaire arbeidsdeskundige concludeert dat eiseres in de zin van de WIA 25,75 % arbeidsongeschikt is. Vervolgens heeft verweerder in het besluit van 10 mei 2019 bepaald dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering.
1.4
Eiseres is tegen het besluit van 10 mei 2019 in bezwaar gegaan. Naar aanleiding van dat bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) eiseres gezien op een spreekuur en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van 14 oktober 2019. In het rapport is vermeld dat de beperkingen die zijn opgesteld door de primaire verzekeringsarts kunnen worden gevolgd, maar dat wel aanleiding bestaat voor het aannemen van een preventieve urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week. De FML is aangevuld.
1.5
Naar aanleiding van de wijziging in de FML heeft de arbeidsdeskundige b&b een onderzoek verricht en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van 5 november 2019. In het rapport is vermeld dat alle door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functies zijn komen te vervallen. De arbeidsdeskundige b&b selecteert zes nieuwe functies en komt op basis daarvan tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55,03 %. Vervolgens heeft verweerder in de beslissing op bezwaar van 11 november 2019, welk besluit is herzien met het besluit van 28 november 2019, het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat zij per 10 mei 2019 recht heeft op een WIA-uitkering.
1.6
Eiseres heeft tegen het besluit van 28 november 2019 beroep ingesteld. In de uitspraak van 3 juni 2021 heeft de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard, het besluit van 28 november 2019 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 10 mei 2019 is (de datum in geding).
De medische beoordeling
3.1
Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet overeenkomt met de uitspraak van de rechtbank van 3 juni 2021. Zo is er door verweerder ten onrechte (nog steeds) geen psychiatrische expertise uitgevoerd en is er nooit informatie bij haar behandelaars opgevraagd.
3.2
In de omstandigheid dat verweerder geen medische informatie heeft opgevraagd bij de behandelaars van eiseres, wordt geen aanleiding gezien om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt dat een verzekeringsarts in beginsel op zijn eigen oordeel mag afgaan. [1] Het opvragen van informatie bij de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. Uit de door eiseres ingebrachte brief van haar behandelend psychiater van 22 augustus 2019 blijkt dat EMDR-therapie is gestopt wegens instabiliteit van eiseres en praktische problemen. Verder blijkt uit deze brief en uit de door eiseres ingebrachte brief van de huisarts van 27 augustus 2019 niet dat de behandelaars een beredeneerd afwijkend standpunt hebben over de beperkingen. Er bestond dan ook geen aanleiding om nadere informatie in te winnen. Bovendien zijn beide brieven door de verzekeringsarts b&b betrokken in de beoordeling. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten om het verrichte medische onderzoek onzorgvuldig te achten.
4.1
Eiseres voert aan dat zij last heeft van huideczeem, met name aan haar handen, en dat zij daar al minstens dertig jaar last van heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres foto’s van haar handen in het geding gebracht. Het dossier bevat medische informatie van GGZ Duin en Bollenstreek/Rivierduinen met een overzicht van behandelingen en medicijnen. Uit dit overzicht blijkt dat zij in de periode van 2017 tot en met 2019 (door het gebruik van verschillende medicijnen) last had van huiduitslag en eczeem. Hieruit maakt de rechtbank op dat bij eiseres sprake was van huiduitslag en eczeem rond de datum in geding. De rechtbank heeft verweerder verzocht om aan de verzekeringsarts b&b voor te leggen of dit aanleiding geeft tot het aannemen van meer beperkingen in de FML, bijvoorbeeld ten aanzien van het werken met handschoenen aan.
4.2
In het rapport van 26 oktober 2022 heeft de verzekeringsarts b&b hierop gereageerd. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn de beperkingen vanwege het eczeem al aangegeven in de FML, namelijk onder huidcontact als een beperking voor rubber, latex en elastiek. Het dragen van handschoenen van rubber, latex of elastiek wordt daarom op grond van de FML afgeraden. Gelet op deze aanvullende motivering is de rechtbank van oordeel dat de beperkingen als gevolg van de huideczeem van eiseres voldoende zijn neergelegd in de FML. Er bestaat geen aanleiding voor het aannemen van meer beperkingen op de datum in geding.
5. Uit wat hiervoor is geoordeeld volgt, dat het medische deel van het bestreden besluit juist is. Dat betekent dat wat eiseres in beroep naar voren heeft gebracht niet gevolgd wordt.
De arbeidsdeskundige beoordeling
6.1
Eiseres betoogt dat zij niet geschikt is voor de geduide functies. Zo is ze niet geschikt voor de functie van schadecorrespondent, omdat het een stressvolle baan is waarvoor een opleiding is vereist. De overige functies zijn niet geschikt vanwege de eczeem op haar handen waardoor zij geen handschoenen kan dragen.
6.2
Op de zitting heeft de rechtbank opgemerkt dat de signaleringen in de Resultaat functiebeoordeling door de arbeidsdeskundige b&b zijn weerlegd met een algemene motivering. Gezien het grote aantal signaleringen per geduide functie, acht de rechtbank een dergelijke algemene motivering ontoereikend. Gelet daarop heeft de rechtbank verweerder verzocht om de arbeidsdeskundige b&b per geduide functie nader te laten motiveren waarom die functie geschikt is ondanks de signaleringen.
6.3
In het rapport van 1 november 2022 heeft de arbeidsdeskundige b&b nader gemotiveerd waarom de functies administratief medewerker declaratieverwerking, productiemedewerker metaalbewerking, productiemedewerker, medewerker linnenkamer en medewerker linnenvoorziening geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige b&b acht de functie medewerker interne dienst alsnog te belastend voor eiseres en daarom vervalt deze functie. Het vervallen van de functie heeft geen invloed op het verlies aan verdiencapaciteit of de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.4
Gelet op de beperkingen van eiseres in de FML en de uitgebreide aanvullende motivering van de arbeidsdeskundige b&b, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat de overgebleven functies geschikt zijn voor eiseres. In de aanvullende motivering geeft de arbeidsdeskundige aan de hand van de signaleringen in de Resultaat functiebeoordeling per geduide functie aan waarom deze functie, ondanks de signalering, toch geschikt is voor eiseres. Zo geeft de arbeidsdeskundige b&b met betrekking tot de functie administratief medewerker declaratieverwerking aan dat eiseres volgens de FML de aandacht ‘normaal’ kan vasthouden, maximaal een half uur. Het gaat dan om het richten van de aandacht op één bron, bij het ononderbroken werken aan bijvoorbeeld computers. Gelet op het aantal per dag te toetsen declaratieformulieren en rekeningen in deze functie, is steeds sprake van afwisseling en kent het richten van de aandacht op één bron een beperkte tijdspanne. De werkzaamheden in deze functie worden verricht in een grote kantoortuin, met een groepsindeling van vier tot zes bureaus. Hierbij hoeft geen sprake te zijn van afleiding. Het gebruik van een headset kan geluidsprikkels uitsluiten en zo nodig kunnen zij- en achterschotten visuele prikkels beperken. Verder is in deze functie geen sprake van sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud. Het werk in deze functie houdt zijn vaste agenda en duidelijke structuur, zonder steeds veranderende prioriteiten. Daarnaast is in deze functie geen sprake van storingen of onderbrekingen door anderen en zijn de telefonische contacten met cliënten niet frequent en op initiatief van de medewerker. De contacten hebben een zakelijk karakter ten behoeve van het uitwisselen van informatie. De beperking ten aanzien van het uiten van eigen gevoelens staat niet in de weg aan het uitvoeren van het werk in deze functie. Gelet op het opleidingsniveau van eiseres kunnen de eisen ten aanzien van het oplossen van problemen niet te hoog zijn. Ook ten aanzien van de overige geduide functies heeft de arbeidsdeskundige uitgebreide sluitende motiveringen gegeven.
6.5
Hetgeen eiseres aanvoert met betrekking tot de overgebleven geduide functies zijn geen omstandigheden waar rekening mee gehouden moet worden in de arbeidskundige beoordeling. Voor deze beoordeling is enkel van belang welke functies geschikt zijn aan de hand van de beperkingen in de FML. Verder is ook niet van belang dat eiseres geen vacatures heeft kunnen vinden van de geduide functies. Het is geen voorwaarde voor de arbeidskundige beoordeling dat er daadwerkelijk vacatures beschikbaar zijn voor die functies; het betreft immers een theoretische schatting van de arbeidsgeschiktheid. In hetgeen eiseres aanvoert ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel.
6.6
Gelet op het voorgaande kan het arbeidskundige onderdeel van het bestreden besluit in stand blijven. De rechtbank is van oordeel dat het in 6.2 geconstateerde motiveringsgebrek daarom gepasseerd kan worden met artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld.
Conclusie
7. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld volgt dat verweerder terecht en op goede gronden aan eiseres per 10 mei 2019 een WIA-uitkering heeft toegekend naar een mate van 55,03 % arbeidsongeschiktheid.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Gelet op hetgeen in 6.6 is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder op te dragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 6 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1837.