In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vreemdeling, eiser, die zich tegen een aanvullend terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring heeft verzet. Eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, heeft op 3 februari 2023 een aanvullend terugkeerbesluit ontvangen, alsook een maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij het beroep tegen de maatregel van bewaring tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt.
De rechtbank heeft op 15 februari 2023 de zaak behandeld in Breda, waar eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder een asielaanvraag heeft ingediend die buiten behandeling is gesteld en dat er een terugkeerbesluit en inreisverbod voor twee jaar is uitgevaardigd. Eiser heeft aangevoerd dat het terugkeerbesluit onterecht is, omdat hij rechtmatig verblijf zou hebben op basis van het arrest van het Hof in de zaak Chavez-Vilchez. De rechtbank oordeelt echter dat het eerdere terugkeerbesluit nog steeds van kracht is en dat er geen relevante wijzigingen zijn opgetreden in eisers verblijfsrechtelijke situatie.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit 1 geen nieuwe rechtsgevolgen creëert en dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep tegen dit besluit. Wat betreft de maatregel van bewaring heeft de rechtbank vastgesteld dat de gronden voor de maatregel voldoende zijn onderbouwd en dat eiser deze gronden niet heeft betwist. De rechtbank heeft daarom het beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.