Op 10 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Burgemeester en Wethouders van Westland. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, dat op 16 december 2020 was genomen, waarin het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat alleen diegenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken als belanghebbende worden aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, woonachtig in Megchelen, geen grafrechten heeft en niet gemachtigd is om namens anderen op te treden. Er zijn geen gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van eiser aangetoond, waardoor hij zich niet in voldoende mate onderscheidt van anderen.
De rechtbank heeft de relevante juridische kaders uiteengezet, waarbij is benadrukt dat voor de aanvaarding van een belanghebbende een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang vereist is. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is, omdat hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. De uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.