ECLI:NL:RBDHA:2023:2325
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie van transitievergoeding en de voorwaarden voor langdurige arbeidsongeschiktheid bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Den Haag Centraal 2012 B.V. en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de compensatie van een transitievergoeding. Eiseres, Den Haag Centraal 2012 B.V., had een aanvraag ingediend voor compensatie van de transitievergoeding die zij aan haar ex-werknemer had betaald na diens langdurige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de datum van indiensttreding van de ex-werknemer op 14 september 2012 en zijn ziekmelding op 26 november 2013. Eiseres had op 23 december 2015 een transitievergoeding van € 4.262,13 bruto aan de ex-werknemer betaald.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om compensatie door de Uwv was afgewezen, omdat niet voldaan zou zijn aan de voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, die aanvoerde dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wel degelijk verband hield met de langdurige ziekte van de ex-werknemer. Eiseres stelde dat de vaststellingsovereenkomst die was getekend, aangaf dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd wegens langdurige ziekte.
De rechtbank concludeerde echter dat uit de vaststellingsovereenkomst niet bleek dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst was gebaseerd op langdurige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat de reden voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst lag in het gebrek aan vertrouwen tussen de ex-werknemer en de werkgever, en dat de arbeidsongeschiktheid niet als reden voor het ontslag was genoemd. Daarom werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard en werd de aanvraag om compensatie afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.