ECLI:NL:RBDHA:2023:2342

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4283
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling. De eiser, die niet meewerkt aan zijn uitzetting, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de maatregel van bewaring met maximaal twaalf maanden heeft verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de verlenging van de bewaring voldoende zijn gemotiveerd en dat de eiser geen beroepsgronden heeft ingediend tegen deze gronden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat de eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting, wat een belangrijke grond is voor de verlenging van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gestelde psychische klachten van de eiser niet maken dat het verlengingsbesluit onredelijk bezwarend is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4283

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 augustus 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 6 februari 2023 (het verlengingsbesluit) heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. [1] Het onderzoek is gesloten op 22 februari 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
Toetsingskader
2. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden kan worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [2] en het arrest Mahdi [3] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [4]
Voorwaarden voor verlenging
4. Aan de verlenging van de bewaring is ten grondslag gelegd dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting.
5. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen deze grondslag voor de verlenging van de maatregel van bewaring. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gemotiveerd dat daaraan is voldaan. Er zijn twaalf vertrekgesprekken met eiser gehouden, die niet hebben geleid tot eisers vertrek. Eiser heeft herhaaldelijk verklaard niet te willen terugkeren naar Nigeria en op 15 september 2022 heeft hij geweigerd om te verschijnen voor een presentatie aan de diplomatieke vertegenwoordiging van Nigeria. Gelet hierop heeft verweerder terecht overwogen dat eiser geen medewerking verleent aan zijn vertrek.
Bewaringsgronden
6. In het verlengingsbesluit staat dat eiser op 12 augustus 2022 in bewaring is gesteld omdat er een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken en/of omdat hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure belemmert.
Verweerder heeft als zware gronden [5] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te heeft kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [6] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat de gronden die aan het verlengingsbesluit ten grondslag liggen feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, en evenmin dat deze gronden de conclusie rechtvaardigen dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en/of dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat deze gronden niet aan het verlengingsbesluit ten grondslag mochten worden gelegd. De omstandigheid dat eiser een aanvraag tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw heeft ingediend, heeft verweerder terecht betrokken bij lichte grond 4b.
Belangenafweging
8. Eiser voert aan dat niet inzichtelijk is op welke wijze zijn belangen zijn afgewogen. Eiser wijst op zijn ernstige psychische klachten.
9. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de aan het verlengingsbesluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, verweerder terecht niet heeft volstaan met het opleggen een lichter middel. Eiser heeft namelijk tijdens zijn inbewaringstelling geweigerd om mee te werken aan zijn terugkeer, zoals onder 5 is overwogen. De gestelde psychische klachten van eiser maken niet dat het verlengingsbesluit onredelijk bezwarend is. Verweerder heeft overwogen dat de medische zorgverlening binnen detentie gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij en dat in detentie gespecialiseerde zorg aanwezig is voor personen met psychische problemen. Niet is gebleken van medische omstandigheden waardoor moet worden afgezien van het verlengingsbesluit. Daarnaast heeft verweerder meegewogen dat eiser zo goed als zeker binnen een maand kan worden uitgezet met inachtneming van de gestelde reisvoorwaarden uit de nota van BMA. [7] Tegen de hierboven geschetste achtergrond heeft verweerder het terecht niet aannemelijk geacht dat het vertrek van eiser uit Nederland zal worden gerealiseerd wanneer een lichter middel zou worden opgelegd.
Ambtshalve
10. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het verlengingsbesluit onrechtmatig is.
Conclusie
11. Verweerder heeft in het verlengingsbesluit genoegzaam gemotiveerd dat aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit wordt voldaan.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 94, zevende lid, laatste volzin, van de Vw.
2.Richtlijn 2008/115/EG.
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
5.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
7.Bureau Medische Advisering.