ECLI:NL:RBDHA:2023:2361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL22.12751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Ugandese eiseres met kritiek op overheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opvolgende asielaanvraag van een Ugandese eiseres. De eiseres, die lid is van de politieke partij Forum voor Democratic Change (FDC), heeft eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd in 2017 afgewezen. In haar nieuwe aanvraag, ingediend op 6 januari 2021, stelde zij dat zij bedreigd werd vanwege haar kritiek op de Ugandese overheid op sociale media. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde de aanvraag echter niet-ontvankelijk, omdat er geen nieuwe elementen waren die relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag.

De rechtbank heeft de zaak op 6 december 2022 behandeld, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die haar aanvraag konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de politieke overtuiging van de eiseres niet geloofwaardig was, omdat zij deze niet expliciet als asielmotief had gepresenteerd. Bovendien werd het overgelegde krantenartikel dat de eiseres had ingediend als ongeloofwaardig beoordeeld, omdat het vals was bevonden.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Uganda te vrezen had voor vervolging vanwege haar uitlatingen op sociale media. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat een rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12751

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

ProcesverloopBij besluit van 5 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is van Ugandese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiseres heeft op 7 augustus 2017 een asielaanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Aan die asielaanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij een belangrijk lid is van de politieke partij Forum voor Democratic Change (FDC). Zij heeft destijds gewerkt als toezichthouder bij een stembureau tijdens de presidentsverkiezingen in Uganda van 23 februari 2016. Zij heeft problemen gekregen doordat zij niet heeft willen meewerken aan verkiezingsfraude. Eiseres is in juli 2017 aangevallen door onbekende mannen, die haar tas en telefoon hebben meegenomen. Later is eiseres telefonisch en per SMS bedreigd. Eiseres vreest dat zij vermoord zal worden, omdat zij niet heeft meegewerkt aan de verkiezingsfraude.
2.1.
Bij besluit van 20 december 2017 is de aanvraag van 7 augustus 2017 afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 12 juni 2018 (NL17.15281) is het beroep ongegrond verklaard. Dat besluit staat in rechte vast.
3. Op 6 januari 2021 heeft eiseres opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Aan de aanvraag heeft eiseres ten grondslag gelegd dat zij in augustus 2018 is bedreigd op Facebook door ene [naam], nadat zij
een bericht heeft gepost op Facebook waarbij zij kritiek heeft geuit op de overheid in Uganda. Vervolgens is betrokkene op de hoogte gesteld door een kennis dat zij met naam en foto in de krant van 25 augustus 2018 Saturday Monitor stond en dat daaruit blijkt dat zij wordt gezocht. Het krantenartikel zou tevens ook op het internet staan. Ter onderbouwing daarvan heeft eiseres de volgende documenten overgelegd:
  • Daily Monitor 25-8-2018 (origineel);
  • Daily Monitor 17-8-2019 (origineel);
  • Onzia under securitythreat (online nieuwsbericht van News 24 Uganda);
  • Verzendbewijs DHL bij Saturday monitor;
  • Print-screens Facebookberichten.
Daarnaast heeft eiseres ter onderbouwing verwezen naar een aantal algemene bronnen en nieuwsberichten:
  • rapport Freedom House: freedom in the world 2019 Uganda;
  • rapport Agrim return: post-deportation risks in Uganda;
  • rapport Ugandan presidential hopefull says ally dead after;
  • World rapport 2019 Uganda Human Rights Watch;
  • BBC news artikel Uganda imposes WhatsApp en Facebook tax to stop gossip;
  • informatie over de slechte veiligheidssituatie over personen die actief zijn op sociale media tegen Museveni. Het rapport is opgesteld door Vluchtelingenwerk Nederland d.d. 14 januari 2020.
4. Op 3 januari 2022 heeft verweerder een voornemen uitgebracht. Eiseres heeft vervolgens op 5 januari 2022 een zienswijze ingediend.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overeenkomstig het uitgebrachte voornemen de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waarin eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 [1] .
6. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op hetgeen namens haar in dat verband is aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
7. Primair staat ter beoordeling of verweerder zich, gelet op wat eiseres heeft aangevoerd, terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen, zodat de aanvraag niet-ontvankelijk kon worden verklaard. Het is bij een herhaalde aanvraag allereerst aan eiseres om uiterlijk in de bestuurlijke fase te stellen en te onderbouwen waarom sprake is van nieuwe elementen of bevindingen en die aan haar aanvraag ten grondslag te leggen. Dit is inherent aan een opvolgende aanvraag.
7.1.
Volgens Werkinstructie 2014/10 (WI 2014/10) is een relevant element een feit of omstandigheid die raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en die in verband staat met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het EVRM. Uit het voornemen en het bestreden besluit is gebleken dat verweerder alle elementen zoals deze door eiseres in de gronden van beroep zijn genoemd in het bestreden besluit zijn meegenomen in de beoordeling. De politieke overtuiging is niet (expliciet) door eiseres als asielmotief naar voren gebracht, derhalve ook niet door verweerder getoetst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de politieke overtuiging niet geloofwaardig is, nu eiseres deze niet als relevant element heeft benoemd en verweerder ook niet in die hoedanigheid heeft beoordeeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft ehandeld conform de WI 2014/10. Eiseres wordt daarom niet gevolgd in haar betoog dat niet alle elementen deugdelijk zijn vastgesteld en dat de in beroep gestelde politieke overtuiging van eiseres vast staat.
7.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder het overgelegde krantenartikel niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Het krantenartikel van 25 augustus 2018, dat door Bureau Documenten is onderzocht, is vals bevonden. Eiseres heeft geen verklaring gegeven voor deze onderzoeksresultaten en ook geen contraexpertise overgelegd. Dat geldt eveneens voor het artikel dat online staat op News 24 Uganda, nu dit is gebaseerd op de informatie uit het krantenartikel van 25 augustus 2018 dat vals is bevonden. Bovendien stelt de rechtbank met verweerder vast dat het artikel is opgemaakt door een niet nader genoemde persoon. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken eiseres met naam en foto in de krant staat en dat zij daarom wordt gezocht in Uganda, waardoor aan dit stuk niet de waarde kan worden gehecht die eiseres eraan wenst te hechten.
7.3.
Verweerder heeft voorts kunnen overwegen dat ernstig moet worden getwijfeld aan de objectiviteit en de betrouwbaarheid van het bericht op Facebook en de anonieme telefoontjes aan haar familie, nu deze informatie afkomstig is van een niet-objectieve verifieerbare bron en niet verder is onderbouwd of geconcretiseerd. Op pagina 6 van het gehoor verslag van 3 januari 2022 verklaard eiseres dat zij vermoedt dat deze persoon die haar heeft bedreigd werkzaam is voor de veiligheidsdienst in Uganda, maar heeft zij dit op geen enkele wijze weten te onderbouwen. Hetgeen eiseres heeft verklaard over de persoon die haar heeft bedreigd, die [naam] genaamd zou zijn, berust op veronderstellingen en vermoedens. Eiseres heeft geen (schriftelijke) informatie overgelegd waaruit blijkt dat deze persoon bestaat en daadwerkelijk werkzaam is voor de veiligheidsdienst in Uganda
8. Wat betreft de stelling van eiseres dat zij zodanig in de negatieve belangstelling staat van de Ugandese autoriteiten, omdat zij zich (naar de rechtbank begrijpt, vanuit Nederland in 2018) op Facebook kritisch heeft uitgelaten over de autoriteiten in Uganda en bij terugkeer het risico loopt om te worden vervolgd dan wel te worden onderworpen aan een artikel 3 EVRM schending, oordeelt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiseres door personen gelieerd aan het regime in Uganda problemen heeft ondervonden vanwege het schrijven van haar Facebook bericht. Uit het overgelegde bericht blijkt immers niet van wie deze berichten afkomstig zijn (objectief verifieerbare bron). Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat het is verstuurd door iemand met de naam [naam] , waarvan eiseres vermoedt dat deze persoon werkzaam is voor de veiligheidsdienst in Uganda, onvoldoende is om aan te nemen zij bij terugkeer heeft te vrezen voor een artikel 3 EVRM schending. Evenmin is gebleken dat de autoriteiten dit bericht hebben gelezen en op de hoogte zijn van alle kritiek die online wordt geuit tegen de regering. Daarnaast dateert de bedreiging op Facebook uit 2018. Nadien heeft eiseres geen bedreigingen of telefoontjes meer heeft ontvangen en is ze verder niet benaderd door de Ugandese autoriteiten.
Ook de door eiseres overgelegde rapporten en bronnen zijn van algemene aard en veelal toegespitst op journalisten die zich kritisch uitlaten jegens de autoriteiten. In dit geval heeft eiseres zich enkel een keer kritisch uitgelaten op Facebook en zij wordt niet genoemd in de aangehaalde bronnen, evenmin is eiseres een journalist. Gelet op het voorstaande heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij te vrezen heeft bij terugkeer naar haar land van herkomst vanwege haar kritiek op de Ugandese autoriteiten.
9. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.HvJ 9 september 2021, ECLI:EU:C:2021:710