ECLI:NL:RBDHA:2023:2363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
SGR 20/8284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake handhaving van stallen van scooters in appartementen

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De zaak betreft een handhavingsverzoek dat door de gemeente is gehonoreerd, gericht op het onrechtmatig stallen van scooters in de algemene ruimtes van appartementen. Eiser, die zich niet gehoord voelde in de bezwaarprocedure, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente om het bezwaar ongegrond te verklaren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op de hoogte was van de digitale hoorzitting en dat hij zonder bericht van verhindering niet is verschenen. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen en dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden. Eiser had eerder contact kunnen opnemen met de gemeente om zijn voorkeur voor een fysieke hoorzitting te bespreken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8284

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Veldman).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het handhavingsverzoek, gericht op het onrechtmatig stallen van scooters in de algemene ruimtes/ trappenhuizen van de appartementenblokken [locatie] door de bewoners, gehonoreerd/toegewezen.
Bij besluit van 1 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich, via videoverbinding, laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat vindt eiser in beroep?
1. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, nu hij ten onrechte niet is gehoord
naar aanleiding van zijn bezwaarschrift.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Hoorplicht
2. De rechtbank stelt vast dat eiser bij brief van 12 en 30 augustus 2021
erop is geattendeerd dat de hoorzitting digitaal zou plaatsvinden en is verzocht om contact op te nemen (om een email-adres door te geven). De hoorzitting heeft op 8 september 2021 plaatsgevonden en eiser is daar, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft aangegeven dat het secretariaat van de Adviescommissie bezwaarschriften de brief van eiser, gedateerd 3 september 2022 en ontvangen door de postkamer op 6 september 2022, met het verzoek om de hoorzitting fysiek te laten plaatsvinden, pas na de hoorzitting heeft ontvangen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze mededeling te twijfelen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Hij had dan ook eerder contact op kunnen nemen met verweerder om de wens te bespreken voor een fysieke hoorzitting of om tot een andere oplossing te komen. Ook is van belang dat nadien met eiser contact is geweest en eiser heeft bevestigd dat er geen behoefte bestaat aan een nieuwe hoorzitting Gelet hierop is geen sprake van schending van de hoorplicht door verweerder.
Conclusie
3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen
aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak ?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.